BBL 3 Marketing hfd 3

3.1. Bedrijfsgrootte


  • Microbedrijf heeft:
    minder dan 10 werknemers
  • Kleinbedrijf heeft: 10 tot 50 werknemers
  • Middelgrootbedrijf heeft: 50 tot 250 werknemers
  • Grootbedrijf heeft: meer dan 250 werknemers
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
MBO

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.1. Bedrijfsgrootte


  • Microbedrijf heeft:
    minder dan 10 werknemers
  • Kleinbedrijf heeft: 10 tot 50 werknemers
  • Middelgrootbedrijf heeft: 50 tot 250 werknemers
  • Grootbedrijf heeft: meer dan 250 werknemers

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Een bedrijf is een plek waar een consument iets kan kopen.
Dit kan een product zijn.
Denk aan kleding, eten, drinken, bloemen of computers.

Maar het kan ook een dienst zijn.
Denk aan een kapper, een bank, een taxi of een massage.

Slide 3 - Tekstslide

Veel van de Nederlandse bedrijven behoren tot het midden- en kleinbedrijf, ook wel mkb genoemd.
Bij het mkb horen alle bedrijven met maximaal 250 medewerkers.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Kleinhandelsbedrijven verkopen producten aan consumenten. Dit noem je ook wel ‘business-to-consumer’ (B2C).

Een ander woord voor kleinhandel is detailhandel.

Slide 6 - Tekstslide

Groothandelsbedrijven verkopen producten aan bedrijven. Dit noem je ook wel ‘business-to-business’ (B2B).
 Een ander woord voor groothandel is grossier.


Groothandels mogen niet rechtstreeks aan consumenten verkopen.

Slide 7 - Tekstslide

Een grootwinkelbedrijf (GWB)
is een bedrijf met veel vestigingen dat aan consumenten verkoopt. Een grootwinkelbedrijf maakt meestal geen gebruik van een groothandel, maar heeft zelf een distributiecentrum. Een distributiecentrum of DC is een centraal magazijn. 
Voorbeelden van grootwinkelbedrijven zijn: HEMA, C&A, H&M, IKEA, Xenos, Praxis en Karwei.

Slide 8 - Tekstslide

‘business-to-consumer’ (B2C).
betekend?
A
klas b 2c
B
Groot winkelbedrijf
C
Klein winkelbedrijf
D
Kleinhandelsbedrijven verkopen producten aan consumenten.

Slide 9 - Quizvraag

Een ander woord voor kleinhandel is

Slide 10 - Open vraag

Groothandelsbedrijven verkopen producten aan bedrijven. Dit noem je ook wel

Slide 11 - Open vraag

Een ander woord voor groothandel is
A
Verkoper
B
Grossier
C
DC
D
Distrubutiecentrum

Slide 12 - Quizvraag

10 personen
10 
t/m
49
50
t/m
250

groter dan
250
Micro
Middel
Klein
Groot

Slide 13 - Sleepvraag

1.3. De bedrijfskolom

Slide 14 - Tekstslide

Goederen komen niet zomaar in een bedrijf. Ze hebben een lange weg afgelegd voor je ze kunt kopen of verkopen. De bedrijfskolom geeft een overzicht van de weg die goederen afleggen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

In de bedrijfskolom zie je drie stromen:

Slide 17 - Tekstslide

In de bedrijfskolom staan alle bedrijven waar een product is geweest.
Deze bedrijven noem je ook wel schakels. De goederenstroom is de weg die de goederen door de bedrijfskolom afleggen

Slide 18 - Tekstslide

Elk bedrijf in de bedrijfskolom zorgt ervoor dat het volgende bedrijf de goederen:


• op tijd geleverd krijgt
• op de juiste plek geleverd krijgt
• onbeschadigd geleverd krijgt
• compleet geleverd krijgt

Slide 19 - Tekstslide

De winkel is dus één van de schakels in een proces. Dit proces bestaat uit productie en distributie:


• Productie is het maken van artikelen (produceren).
• Distributie is het verdelen van de artikelen (distribueren). In het distributieproces verdelen en verspreiden de bedrijven de artikelen.

Slide 20 - Tekstslide

Exporteur en importeur

Slide 21 - Tekstslide

Een exporteur exporteert de artikelen uit het land van herkomst naar een ander land.

 Een ander woord voor exporteren is uitvoeren

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

De importeur importeert de artikelen in het land waar ze worden verkocht.

Een ander woord voor importeren is invoeren.

Slide 24 - Tekstslide

Als schakels uit de bedrijfskolom taken van andere schakels overnemen, noem je dat integratie. Bij integratie heb je minder schakels nodig om het product bij de consument te krijgen.


Andersom kan ook. Stel dat er tussen de importeur en de groothandel nog een dealer zit van een speciaal merk, dan komt er een schakel bij. Op het moment dat er in de bedrijfskolom een schakel bij komt, spreek je van differentiatie.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Als twee schakels in de bedrijfskolom contact hebben met elkaar, wisselen ze informatie uit.
Dit noemen we de informatiestroom.
Het bedrijf dat het product koopt, krijgt bijvoorbeeld informatie over wanneer het product geleverd wordt.

Slide 27 - Tekstslide