Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Zinsontleding
Zinsontleding
Bij zinsontleding hak je een zin in stukjes en benoem je de zin per stukje.
1 / 41
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Taal
Basisschool
Groep 8
In deze les zitten
41 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Zinsontleding
Bij zinsontleding hak je een zin in stukjes en benoem je de zin per stukje.
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Doel
Wij kunnen de pv, ow, gez, lijv, meew. en de bijwoordelijke bepaling vinden in een zin.
Slide 3 - Tekstslide
De persoonsvorm is altijd een werkwoord
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
De persoonsvorm kun je vinden door:
Slide 5 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Ik loop naar de stad
A
ik
B
loop
C
naar
D
de stad
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een gezegde?
Slide 7 - Open vraag
Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin.
De persoonsvorm hoort hier dus ook bij.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het gezegde in de volgende zin:
Ik ben naar school gelopen.
A
Ik
B
ben gelopen
C
naar school
D
gelopen
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het gezegde in deze zin:
Groep 8 heeft de eindtoets gemaakt.
A
Groep 8
B
heeft
C
de eindtoets
D
heeft gemaakt
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het gezegde in de volgende zin:
Isabel koopt snoep in de winkel.
A
Isabel
B
koopt
C
snoep
D
in de winkel
Slide 11 - Quizvraag
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
Slide 12 - Open vraag
Het onderwerp
Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
Wie of wat + gezegde.
Let op: je zoekt dus eerst het gezegde!
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Groep 8 heeft de eindtoets gemaakt.
A
Groep 8
B
heeft
C
de eindtoets
D
gemaakt
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Groep 8 leert het onderwerp vinden.
A
Groep 8
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden
Slide 15 - Quizvraag
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Slide 16 - Open vraag
Lijdend voorwerp
Een lijdend voorwerp kan in een zin staan, maar dat hoeft niet. Er staat altijd maar maximaal één lijdend voorwerp (lv) in een zin.
Hoe vind ik een lv? > wie/wat + gezegde + ow?
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeeld bij de zin:
Groep 8 leert het onderwerp vinden.
Wie of wat
+ groep 8 (OW) leert vinden (gezegde)?
Wie of wat leert groep 8 vinden?
Slide 18 - Tekstslide
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Piet koopt snoep
A
Piet
B
koopt
C
snoep
D
koopt snoep
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Joep ziet zijn vader en moeder.
A
Joep
B
ziet
C
zijn vader en moeder
D
zijn vader
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Groep 8 heeft de eindtoets gemaakt.
A
Groep 8
B
heeft
C
de eindtoets
D
gemaakt
Slide 21 - Quizvraag
Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
Slide 22 - Open vraag
Wat is een meewerkend voorwerp?
Een meewerkend voorwerp kan in een zin staan, maar dat hoeft niet. Er staat altijd maar maximaal één meewerkend voorwerp (mv) in een zin.
Je vindt het door de vraag te stellen:
Aan wie/voor wie + gez + ow + lijd. ?
Slide 23 - Tekstslide
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Elin geeft haar telefoon aan haar vriendin.
A
Elin
B
geeft
C
haar telefoon
D
aan haar vriendin
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Dit cadeau is voor jou.
A
Dit cadeau
B
is
C
voor jou
Slide 25 - Quizvraag
Nog een zinsdeel:
bijwoordelijke bepaling
Waarheen, wanneer, hoe, waar?
Slide 26 - Tekstslide
Wat is de bepaling in de volgende zin?:
Zij ging op vakantie naar Amerika.
Waar?
A
Zij
B
ging
C
op vakantie
D
naar Amerika
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de bepaling in de volgende zin:
Ik heb gisteren gespeeld.
Wanneer?
A
ik
B
heb
C
gisteren
D
gespeeld
Slide 28 - Quizvraag
Oefenen
Nu mag je gaan oefenen.
Succes :)
Slide 29 - Tekstslide
In welke volgende moet ik een zin ontleden?
A
Ik begin altijd met de persoonsvorm
B
Ik begin altijd met het lijdend voorwerp
C
Ik begin altijd met de bepaling
D
Ik begin altijd met het meewerkend voorwerp
Slide 30 - Quizvraag
Wat geeft het woord tussen haakjes weer?:
Ik (heb) gisteren gelopen
A
persoonsvorm
B
bepaling
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 31 - Quizvraag
Wat geeft het woord tussen haakjes weer?:
Suriname kreeg (een nieuwe vlag)
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
gezegde
Slide 32 - Quizvraag
Wat geeft het woord tussen haakjes weer?
Ik (heb) gisteren een broek (gekocht)
A
persoonsvorm
B
bepaling
C
gezegde
D
meewerkend voorwerp
Slide 33 - Quizvraag
Wat geeft het woord tussen haakjes weer?
Ik heb gisteren een broek (voor mijn broertje) gekocht.
A
Bepaling
B
persoonsvorm
C
meewerkend voorwerp
D
lijdend voorwerp
Slide 34 - Quizvraag
Geef bij de volgende vragen als volgt antwoord:
Is het een persoonsvorm --> pv
Is het een onderwerp --> ow
Is het een lijdend voorwerp --> lv
Is het een meewerkend voorwerp --> mv
Is het een bijwoordelijke bepaling --> bepaling
Slide 35 - Tekstslide
De hond geeft een lik aan Thijs. Wat is 'een lik' in deze zin?
Slide 36 - Open vraag
Volgende week gaan we met de hele klas zwemmen. Wat is 'volgende week'?
Slide 37 - Open vraag
De kinderen hebben elkaar complimentjes gegeven. Wat is 'elkaar'?
Slide 38 - Open vraag
De kat dronk vanmorgen haar bakje leeg. Wat is 'de kat'?
Slide 39 - Open vraag
Wat heb ik geleerd?
Slide 40 - Woordweb
Tips en trucs?
Slide 41 - Woordweb
Meer lessen zoals deze
Zinsontleding
25 dagen geleden
- Les met
35 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
zinsdelen quiz
September 2024
- Les met
29 slides
LessonUp
Primary Education
Lower Secondary (Key Stage 3)
Upper Secondary (Key Stage 4)
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
5vwo Chapitre 1 woordvolgorde
Oktober 2023
- Les met
18 slides
Frans
Enseignement Secondaire
SCC M4 L4 zinsleer bwb
Oktober 2023
- Les met
31 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
HV1 Herhaling Zinsdelen t/m BWB
Januari 2024
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Oefentoets zinsdelen H1, 2, 3, 5, 6
Februari 2024
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Zinsdelen17mei
Mei 2024
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1