In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
- Ik weet wat een HZ en BZ is
- Ik kan een HZ en BZ herkennen
- Ik kan de HZ ontleden
- Ik kan de BZ benoemen ten opzichte van de HZ
- staat onderwerp en persoonsvorm naast elkaar
- de persoonsvorm staat op de eerste of tweede plaats
Voorbeeld:
Alle boeken van Harry Potter zijn beroemd
- Tussen de persoonsvorm en het onderwerp kunnen wel andere zinsdelen staan, maar dit hoeft niet
- De persoonsvorm staat vaak achter in de bijzin
Weet je al of we vanavond uit eten gaan?
a. Ontleed de hoofdzin
b. Wat is de bijzin ten opzichte van de hoofdzin?
Hij zegt = HZ
hij = onderwerp
zegt = werkwoordelijk gezegde
dat hij het niet gedaan heeft = lijdend voorwerpszin
geeft hij een waarschuwing = HZ
geeft = werkwoordelijk gezegde
een waarschuwing = lijdend voorwerp
wie doorrijdt = meewerkend voorwerpszin