Blok 2 les 3 Observeren; nauwkeurig kijken

  Les 1 -  Observeren en nauwkeurig kijken
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

  Les 1 -  Observeren en nauwkeurig kijken

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag behandelen?
- Korte terugblik op het vorige blok en de toets.
- Toetsstof blok 2.
- Doelen van deze les.
- Paragraaf 8.1

Slide 2 - Tekstslide


Nodig bij de komende lessen:

* Leer- en werkboek: Basisboek Opvoeding en Ontwikkeling.  * Eventueel pen en papier voor aantekeningen.

Slide 3 - Tekstslide

                        Toetsstof blok 2
 
- Hoofdstuk 7
- Hoofdstuk 8 - Observeren
- Hoofdstuk 9 - Een veilig klimaat
- Het voorbereidingsformulier (3-fasen)

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de lesdoelen voor vandaag?

 Aan het einde van de les: 
- weet je het verschil tussen waarnemen en observeren.
- ken je waarnemingsfouten.
- weet je wat selectieve, objectieve en subjectieve waarneming is. 
- begrijp je de stappen van het stappenplan

Slide 5 - Tekstslide

Waarnemen & observeren
Waarnemen doe je (bewust en onbewust) met al je zintuigen de hele dag en nacht door. 

Observeren is bewust, met een gericht doel
en objectief waarnemen.

Slide 6 - Tekstslide

Waarnemen doe je (vaak) onbewust de hele dag met al je zintuigen. Schrijf op wat je de komende
30 seconden allemaal waarneemt.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Video

Wat kan er fout gaan?
Er zijn drie soorten waarnemingsfouten:

-Onvolledig waarnemen: er gebeurt teveel tegelijk.
-Verschillend waarnemen: je ziet iets anders dan anderen.
-Onjuist waarnemen: je ziet het straks anders dan nu.




Slide 9 - Tekstslide

Wat zie je?

Slide 10 - Tekstslide

Verschillend waarnemen...

Slide 11 - Tekstslide

Je kiest wat je ziet
Lees de paragraaf "Je kiest wat je ziet" aandachtig door. 


Opdracht
Leg de invloed van je referentiekader en je waarden en normen bij het observeren in eigen woorden uit aan je buurman of buurvrouw en geef een passend voorbeeld.



timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij:
"Tijdens een observatie zie je dingen sneller, omdat het om gedrag gaat dat je (van) zelf herkent?"

Slide 13 - Open vraag


Objectief observeren

-Opschrijven wat je ziet
-Feiten
-Iemand anders ziet hetzelfde 

Subjectief observeren

-Referentiekader speelt een rol
-Meningen en gedachten
-Iemand anders ziet het anders

Slide 14 - Tekstslide

Objectief of subjectief?

Slide 15 - Tekstslide

Objectief
Subjectief
P. wiebelt met zijn been
N. is heel druk
K. is ongeïnteresseerd
F. gaapt
S. is vrolijk
T. draagt een bril

Slide 16 - Sleepvraag

Welke woorden of zinnen komen niet voor in een objectieve observatie?

Slide 17 - Open vraag

Observeren met een stappenplan

Slide 18 - Tekstslide

                       Methodisch observeren
 
  • Observeren met een stappenplan.
  • Een plan geeft je meer houvast.
  • Zorgt ervoor dat je niets over het hoofd ziet. 
  • Betrouwbaar resultaat. 
  • Iemand anders zal dan ook met hetzelfde resultaat     komen. 

Slide 19 - Tekstslide

                       Het stappenplan 
Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren.
Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op.
Stap 3: Schrijf de vraagstelling op.
Stap 4: Kies de observatiemethode en de      
              hulpmiddelen. (zie § 8.3)
Stap 5: Voer de observatie uit.
Stap 6: Orden de gegevens.
Stap 7: Geef antwoord op de vraagstelling.
Stap 8: Rapporteer. (zie § 8.4)

Slide 20 - Tekstslide

Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren​

Noem de aanleiding​
De aanleiding kan positief of negatief zijn (zie blz. 221)​

Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op​
Bijvoorbeeld leeftijd van het kind, in welke groep het zit​
(reden → de les waar het gedrag zich voordoet)​
Schrijf vooraf alles op wat je nodig kunt hebben​
(of kind ziek is geweest, hobby’s, verhuizing, broers en zussen)​










 
Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren​
- Noem de aanleiding​.
- De aanleiding kan positief of negatief zijn (zie blz. 221)​.










Slide 21 - Tekstslide

Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren​

Noem de aanleiding​
De aanleiding kan positief of negatief zijn (zie blz. 221)​

Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op​
Bijvoorbeeld leeftijd van het kind, in welke groep het zit​
(reden → de les waar het gedrag zich voordoet)​
Schrijf vooraf alles op wat je nodig kunt hebben​
(of kind ziek is geweest, hobby’s, verhuizing, broers en zussen)​








 

Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op​
-De leeftijd van het kind in jaren en maanden (8;10).
-In welke groep het kind zit​.
-Punten die te maken hebben met de reden waarom je observeert.
-Ook kunnen gegevens over de thuissituatie veel informatie geven, bijvoorbeeld of het kind ziek is geweest, hobby’s heeft, onlangs verhuisd is, hoeveel broers en zussen er zijn, enzovoort.








Slide 22 - Tekstslide

Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren​

Noem de aanleiding​
De aanleiding kan positief of negatief zijn (zie blz. 221)​

Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op​
Bijvoorbeeld leeftijd van het kind, in welke groep het zit​
(reden → de les waar het gedrag zich voordoet)​
Schrijf vooraf alles op wat je nodig kunt hebben​
(of kind ziek is geweest, hobby’s, verhuizing, broers en zussen)​









 
Stap 3: Schrijf de vraagstelling op
Maak een vraagstelling, zodat je precies weet waar je naar wilt gaan kijken.

- Wie je gaat observeren.​
- Welk aspect van het gedrag je gaat observeren.​
- In welke situatie je gaat observeren.​​








Slide 23 - Tekstslide

Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren​

Noem de aanleiding​
De aanleiding kan positief of negatief zijn (zie blz. 221)​

Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op​
Bijvoorbeeld leeftijd van het kind, in welke groep het zit​
(reden → de les waar het gedrag zich voordoet)​
Schrijf vooraf alles op wat je nodig kunt hebben​
(of kind ziek is geweest, hobby’s, verhuizing, broers en zussen)​









Stap 4: Kies de observatiemethode en de hulpmiddelen​ 
-Welke methode je kiest, hangt af van wat je wilt weten.
  
- Hulpmiddelen (bv. stopwatch, laptop of potlood)​
- Je kan een observatieformulieren gebruiken.​
- Je kunt ook opname- apparatuur gebruiken.​
     Let op:​ Voor video- en geluidsopnamen gelden
                   voorwaarden (zie blz. 224).






Slide 24 - Tekstslide

Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren​

Noem de aanleiding​
De aanleiding kan positief of negatief zijn (zie blz. 221)​

Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op​
Bijvoorbeeld leeftijd van het kind, in welke groep het zit​
(reden → de les waar het gedrag zich voordoet)​
Schrijf vooraf alles op wat je nodig kunt hebben​
(of kind ziek is geweest, hobby’s, verhuizing, broers en zussen)​










Stap 5: Voer de observatie uit​

- Spreek van tevoren goed af, wanneer je gaat      
  observeren.​ Welke dag, tijdstip en waar je gaat 
  observeren.
 - Gebruik notities en steekwoorden. ​
 - Noteer waargenomen feiten          objectief!
 - Vergeet ook alle meningen en gedachten.


Slide 25 - Tekstslide

Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren​

Noem de aanleiding​
De aanleiding kan positief of negatief zijn (zie blz. 221)​

Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op​
Bijvoorbeeld leeftijd van het kind, in welke groep het zit​
(reden → de les waar het gedrag zich voordoet)​
Schrijf vooraf alles op wat je nodig kunt hebben​
(of kind ziek is geweest, hobby’s, verhuizing, broers en zussen)​










Stap 6: Orden je gegevens​
 
- Verzamel opvallende dingen.​
- Kijk ook naar wat je niet had verwacht.​
- De notities en steekwoorden werk je in een volledig 
   objectief verslag uit.


Slide 26 - Tekstslide

Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren​

Noem de aanleiding​
De aanleiding kan positief of negatief zijn (zie blz. 221)​

Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op​
Bijvoorbeeld leeftijd van het kind, in welke groep het zit​
(reden → de les waar het gedrag zich voordoet)​
Schrijf vooraf alles op wat je nodig kunt hebben​
(of kind ziek is geweest, hobby’s, verhuizing, broers en zussen)​









Stap 7: Geef antwoord op de vraagstelling​

- Interpreteren: betekenis geven aan geobserveerd gedrag (bij eenvoudige situatie, anders zorgteam!) 
- Je gebruikt observatiegegevens, achtergrondgegevens en de situatie.​
- Geef nooit een verklaring voor het gedrag.​
- Gebruik nooit woorden als altijd, erg, nooit.
- Haal er geen nieuwe informatie bij.​







Slide 27 - Tekstslide

Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren​

Noem de aanleiding​
De aanleiding kan positief of negatief zijn (zie blz. 221)​

Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op​
Bijvoorbeeld leeftijd van het kind, in welke groep het zit​
(reden → de les waar het gedrag zich voordoet)​
Schrijf vooraf alles op wat je nodig kunt hebben​
(of kind ziek is geweest, hobby’s, verhuizing, broers en zussen)​










Stap 8: Rapporteren
(zie § 8.4)​

Zet nu alles in een verslag: het observatierapport.​







Slide 28 - Tekstslide



Huiswerk:

Doorlezen paragraaf 8.1 - 8.3  

Slide 29 - Tekstslide