toets laatste les h6 + 8.1 en 8.2

Wat zijn voorbeelden van semi-collectieve goederen?
A
onderwijs - ziekenhuis
B
huisarts - rechtspraak
C
brandweer - straatverlichting
D
snelweg - electriciteit
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat zijn voorbeelden van semi-collectieve goederen?
A
onderwijs - ziekenhuis
B
huisarts - rechtspraak
C
brandweer - straatverlichting
D
snelweg - electriciteit

Slide 1 - Quizvraag

Vraag 7:
Bakker Bart belooft aan Bakker Hendrik, door middel van een waterdicht contract, om zijn prijzen voor het komende jaar met 5% te verlagen. Als reactie hierop verlaagt Bakker Hendrik zijn prijzen met 10% voor het komende jaar. Als Bakker Bart zich niet aan deze belofte houdt en zijn prijzen nu gaat verlagen met 15%, en er dus een prijzenoorlog ontstaat, is er sprake van:
A
Zelfbinding
B
Het verbreken van zelfbinding
C
Een dominante strategie
D
Het ontbreken van een dominante strategie

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn externe effecten?
A
Gevolgen van de producten van goederen
B
Gevolgen voor het milieu door het produceren van producten
C
Gevolgen voor het milieu door productie van producten maar geen gevolg voor de prijs van dit product
D
Geen van de alle goed

Slide 3 - Quizvraag

Door wie worden collectieve goederen geleverd?
A
bedrijven
B
particulieren
C
overheid
D
buitenland

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van de collectieve sector?
A
Gezamenlijke sector
B
Algemene sector
C
Particuliere sector
D
Markt sector

Slide 5 - Quizvraag

collectieve goederen zijn niet rivaliserend
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van de collectieve sector? Kies het juiste antwoord.
A
Bedrijven willen winst maken
B
Collectief wordt betaald door overheid met belastinggeld
C
Bedrijven zijn geprivatiseerd
D
Producten en diensten zijn gratis

Slide 7 - Quizvraag

Is dit een gevangenendilemma?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

IS HIER SPRAKE VAN EEN GEVANGENENDILEMMA?
A
NEE, WANT 7 IS MEER DAN 5
B
JA, WANT ER IS GEEN BETERE UITKOMST
C
NEE, WANT ER IS GEEN BETERE UITKOMST.
D
NEE, WANT ER ZIJN TWEE UITKOMSTEN

Slide 9 - Quizvraag

Collectieve goederen zijn niet uitsluitbaar
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quizvraag

Welvaart in 'enge' betekent de behoeften aan producten. Wat zou dan welvaart in 'ruime' zin betekenen?
A
Behoefte aan een auto, fiets, scooter
B
Behoeften aan een groot huis
C
Behoefte aan gezondheidszorg bijvoorbeeld.

Slide 11 - Quizvraag

Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, kunnen de productiekosten ...
A
dalen.
B
stijgen.
C
gelijk blijven.
D
verdwijnen.

Slide 12 - Quizvraag

De ... werkloosheid is op korte termijn op te lossen.
A
conjuncturele
B
structurele

Slide 13 - Quizvraag

Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
regionale werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de arbeidsproductiviteit?
A
de totale productie per jaar
B
de productie per werknemer per tijdseenheid
C
de hoeveelheid werknemers
D
het aantal uren dat er gewerkt wordt

Slide 15 - Quizvraag

De gemiddelde groei van de economie noem je:
A
De structuur
B
De trend
C
De conjunctuur
D
De recessie

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noem je de schommelingen van de bestedingen ten opzichten van de productiecapaciteit.?
A
De trend
B
De structuur
C
Recessie
D
Conjunctuur

Slide 17 - Quizvraag