7 Grammatica 1.7 les 1

1.7 Grammatica blz. 68
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1.7 Grammatica blz. 68

Slide 1 - Tekstslide

'Honing maken de bijen, toch?'
-Floris, 3 jaar

Wat klopt er niet aan deze zin?

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica is nodig
  • om woorden goed te spellen
  • om goede zinnen te maken
  • om een andere taal te leren/ over taal te kunnen praten

Slide 3 - Tekstslide

Deze les
1. Een zin verdelen in zinsdelen
2. De persoonsvorm (pv)

Slide 4 - Tekstslide

1. Een zin verdelen in zinsdelen (blz. 70)

Slide 5 - Tekstslide

1. Een zin verdelen in zinsdelen (blz. 70)
Zinnen kan je verdelen in zinsdelen.

  • Eén woord 
  • of een paar woorden die bij elkaar horen

Deze klas | is | een gezellige bende.

Slide 6 - Tekstslide

Het eerste zinsdeel: de pv blz. 70
pv = de persoonsvorm (uitlegfilmpje)

  • vorm van een werkwoord (geeft aan wat er gebeurt)
  • bijna altijd één woord
  • enkelvoud of meervoud
  • tegenwoordige tijd of verleden tijd


Slide 7 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
De tijdproef pv

Zet de zin in een andere tijd, het woord dat verandert, is de persoonsvorm.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Ik was bij oma op bezoek.
A
ik
B
was
C
bezoek

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Ik heb in Nijmegen gewoond.
A
ik
B
heb
C
gewoond

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
1vmb heeft vrolijk de wijk schoner gemaakt.
A
heeft
B
vrolijk
C
gemaakt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Zij laat haar spullen vaak slingeren.
A
slingeren
B
vaak
C
laat

Slide 12 - Quizvraag

Staat deze zin in het meervoud of enkelvoud?
Morgen gaan we naar de Efteling.
A
meervoud
B
enkelvoud

Slide 13 - Quizvraag

Staat deze zin in het meervoud of enkelvoud?
De boom is mooi versierd.
A
meervoud
B
enkelvoud

Slide 14 - Quizvraag

Staat deze zin in de v.t. of t.t.?
De boom is mooi versierd.
A
v.t.
B
t.t.

Slide 15 - Quizvraag

Staat deze zin in de v.t. of t.t.?
Morgen gaan we naar de Efteling.
A
v.t.
B
t.t.

Slide 16 - Quizvraag

Oefenen
Maak in je lesboek opdracht 4, 5, 6, 7, 8 blz. 70.
1. Lees goed wat de opdracht is. 
2. Maak de opdrachten.
3. Haal een nakijkblad om na te kijken. Ging het goed?

Let op: volgende week een SO over deze paragraaf!
Vrijdag pas weer les, lees thuis in je leesboek!


Slide 17 - Tekstslide