Les 11 - zinsdelen

Esselam-oe aleikoem 1MH,
Stop je telefoon in de telefoonzak.
Zoek je (vaste) plek op.
Haal je lesmateriaal tevoorschijn.
Tas van tafel en jas in je kluis.

Pak je leesboek voor je en start met lezen

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Esselam-oe aleikoem 1MH,
Stop je telefoon in de telefoonzak.
Zoek je (vaste) plek op.
Haal je lesmateriaal tevoorschijn.
Tas van tafel en jas in je kluis.

Pak je leesboek voor je en start met lezen

Slide 1 - Tekstslide

Recitatie 
Hadith vd week

De profeet (vzmh) zei: “Hoe wonderlijk is de zaak van de gelovige. Alles wat hem overkomt, is goed.” (Muslim)

Slide 2 - Tekstslide

Leesmomentje
Pak je leesboek voor je en laten we in rust lezen!

.
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Vakantielotery
Wat gaan we doen?
Bedenk 3 uitspraken over jouw vakantie:
2 zijn waar
1 is niet waar

Hoe werkt het?
Lees jouw uitspraken voor.
De klas probeert te raden welke uitspraak niet waar is.
Vertel wat waar is en licht het kort toe!.
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Woorden vd week
1. Gedijen= goed ontwikkelen vb. Gestolen goed gedijt niet. (Als je iets steelt, heb je daar weinig plezier van)
2. Geciviliseerd= beschaafd vb. Die man ziet er geciviliseerd uit.
3. Emigreren=verhuizen naar een ander land dan waar je geboren bent vb. Sommige Nederlandse boeren emigreren met hun bedrijf naar Canada.
4. Immigreren= verhuizen naar (Nederland) terwijl je in een ander land geboren bent vb. Gastarbeiders zijn geïmmigreerd naar Nederland.
5. Stichten= het laten ontstaan/ oprichten vb. Veel mensen hebben gestemd op een partij die graag vrede wil stichten in het Midden-Oosten.




timer
6:00

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik persoonsvorm & gezegde
  • Gezegde: Het gezegde vormt de kern van de zin en geeft aan wat er gebeurt of wat iemand doet. Denk hierbij aan werkwoordelijke of naamwoordelijke gezegdes. (les 9)
  • Onderwerp: Het onderwerp is degene of datgene waarover de zin gaat. Het is de 'doener' of de 'ondergaander' van de handeling. (les 9)
  • Persoonsvorm: De persoonsvorm is het werkwoord dat verandert van tijd en overeenkomt met het onderwerp in getal en persoon. Je vindt het door de zin in een andere tijd te zetten. (les 10)

Slide 6 - Tekstslide

Lees de volgende zinnen en beantwoord de vragen:
1. De kat ligt op de bank.
Wat is de persoonsvorm?
Wat is het onderwerp?
Is het gezegde werkwoordelijk of naamwoordelijk? Schrijf het gezegde op.

2. Sanne wordt een goede docent.

Onderstreep de persoonsvorm.
Noteer het onderwerp.
Is het gezegde werkwoordelijk of naamwoordelijk? Schrijf het gezegde op.

timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

De antwoorden op de vragen:
1. De kat ligt op de bank.
Persoonsvorm: ligt
Onderwerp: De kat
Gezegde: Naamwoordelijk (ligt op de bank)

2. Sanne wordt een goede docent.
Persoonsvorm: wordt
Onderwerp: Sanne
Gezegde: Naamwoordelijk (wordt een goede docent)

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoel(en) 
Aan het einde van de les kun je:

- zinnen opdelen in zinsdelen


Slide 9 - Tekstslide

Instructie

Slide 10 - Tekstslide

Instructie

Slide 11 - Tekstslide

Instructie

Slide 12 - Tekstslide

Instructie

Slide 13 - Tekstslide

Instructie

Slide 14 - Tekstslide

Een zin kan worden opgedeeld in zinsdelen. Elk zinsdeel vormt een logisch geheel dat je samen kunt verplaatsen in de zin. 
Een voorbeeld:
Zin: De hond blaft luid in de tuin.

Zinsdelen:

De hond (onderwerp)
blaft (gezegde)
luid (bepaling van hoedanigheid)
in de tuin (bepaling van plaats)

Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk
Wat moet ik doen?
Les 11 blz. 154 > 1 t/m 16
Hoeveel tijd heb ik?
Je hebt 30  minuten om deze opdrachten af te maken.
Als er nog 5 minuten over zijn, laat ik het weten.
Wat als ik klaar ben?
Controleer je werk: Heb je alles goed en netjes gedaan?
Stel jezelf de vraag: Begrijp ik alles?
Wat als ik een vraag heb?
Dan steek ik mijn hand in de lucht en komt mevrouw Özkara zo snel mogelijk bij mij.
timer
30:00

Slide 16 - Tekstslide

Terugblik op de les en het lesdoel 
Aan het einde van de les kun je:

- het gezegde in een zin vinden.
- het onderwerp in een zin vinden.

Zijn er nog vragen of onduidelijkheden?

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Maken

Afsluiting & opbergen van lesmateriaal

Recitatie

Slide 18 - Tekstslide