Blok 6.3 A


Blok 6.2 B en C



1 Planning en agenda
2 Quizje
3 Nabespreken 6.2 B en C
4 Zelfstandig werken: 6.3 A














m.marinus@singelland.nl


6 Uitleg 6.2 C
7 Zelfstandig werken
8 Afsluiten met Plenda!

Welkom!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Blok 6.2 B en C



1 Planning en agenda
2 Quizje
3 Nabespreken 6.2 B en C
4 Zelfstandig werken: 6.3 A














m.marinus@singelland.nl


6 Uitleg 6.2 C
7 Zelfstandig werken
8 Afsluiten met Plenda!

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat kan GEEN lijdend voorwerp zijn?
A
De kat met het gebroken pootje
B
de pan met tomatensoep
C
in de tuin van de buren
D
wij

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 3 - Quizvraag

Lijdend voorwerp:
A
geeft aan voor wie iets bestemd is
B
zijn alle werkwoorden uit de zin
C
is de persoon die iets overkomt
D
geeft antwoord op vragen als: Hoe? Waar? Wanneer?

Slide 4 - Quizvraag

wat is een meewerkend voorwerp
A
aan wie/ voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
B
aan wie/voor wie + gezegde + voorzetsel (+ lijdend voorwerp)?
C
aan wie/ voor wie + gezegde + onderwerp (+bezittelijk voornaamwoord)?
D
aan wie/ voor wie + hulpwerkwoord + onderwerp (+ lijdend voorwerp)?​

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?

Met deze auto wil ik rijden.
A
met deze auto
B
wil rijden
C
auto
D
ik

Slide 6 - Quizvraag

EXTRA: bijwoordelijke bepaling.
Je vindt bijwoordelijke bepalingen door vraagwoorden te gebruiken, zoals:
A
de, het, een
B
waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee
C
ik, jij, zij, hem
D
wie, wat

Slide 7 - Quizvraag



Het meewerkend voorwerp ...
A
ondergaat iets
B
is de ontvanger (aan wie/voor wie)

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een lijdend voorwerp?
A
iets dat nodig is voor de handeling uit de zin
B
iets of iemand die de handeling uitvoert
C
iemand die iets zegt
D
het lijdend voorwerp bestaat niet

Slide 9 - Quizvraag

Rico : Een zin kan meer dan een bijwoordelijke bepaling
hebben.

Raya : Het woord 'niet' is in een zin altijd een bijwoordelijke
bepaling.
A
Rico en Raya hebben beide gelijk.
B
Rico en Raya hebben beide ongelijk.
C
Rico heeft gelijk; Raya niet.
D
Raya heeft gelijk; Rico niet.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de eerste stap bij zinsontleding?
A
verdelen in zinsdelen
B
persoonsvorm zoeken
C
onderwerp zoeken
D
gezegde zoeken

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Link

Aan de slag!

Maken: Schrijven 6.3 A, model ik wel even

Klaar? Zoek geschikte, Nederlandstalige films die op Netflix, AmazonPrime, Videoland DisneyPlus of HBOMax staan)


  • Overleggen mag (op fluistertoon).
  • Heb je een vraag, hand omhoog!
  • Ik maak rondjes door de klas en kijk
    ook via cloudwise met jullie mee.
timer
20:00

Slide 13 - Tekstslide

Agenda - Plenda
Huiswerk:
Schrijven 6.3 A





Slide 14 - Tekstslide

Goed Genederlandst of Genederlandsd?

Slide 15 - Open vraag