Woordenschat H1 en H2 herhalen

WELKOM 

bij Nederlands 



1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM 

bij Nederlands 



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning vandaag
  • Planning periode
  • herhalen woordenschat h1 en h2
  • opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning periode A

Toets Woordenschat H1-H5: 
maandag 11 november


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Je zegt iets met plaatjes
B
Je bedoelt iets anders dan je letterlijk zegt
C
Je bedoelt precies wat je zegt

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent:

Hij woont in het hart van de stad.
A
Hij leeft in de stad
B
Hij woont in het midden/centrum van de stad
C
Hij woont in een buitenwijk van de stad

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is letterlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen manier om een woordbetekenis in de tekst te vinden?
A
Een voorbeeld zoeken
B
Een tegenstelling zoeken
C
De alinea overslaan
D
Zoeken naar een bekend woorddeel

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een synoniem?
A
Zelfde woord, maar betekent iets anders
B
Als je niet het letterlijke woord gebruikt maar 'bij wijze van spreken'
C
Een ander woord met dezelfde betekenis
D
Het tegenovergestelde van een woord

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk of letterlijk?

Het hart op de tong
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk of letterlijk?
Ik ben boos
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 10 - Quizvraag

Betekent: ik ben er kapot van 
Figuurlijk of letterlijk?
Ik smelt bijna...
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
Leren: wat figuurlijk taalgebruik is en voorbeelden hiervan

Maken: woordenschat H2 (figuurlijk taalgebruik)

Daarna: beginnen met woordenschat H3 (voorvoegsels)



Opdrachten niet af? Zet ze in je daltonplanagenda: bij vrijdag. 
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk of letterlijk?
Ik ben er verslagen van.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 13 - Quizvraag

Betekent: ik ben er kapot van 
Figuurlijk of letterlijk?
Ik heb een gat in mijn hand.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 14 - Quizvraag

Betekent: ik ben er kapot van 
figuurlijk of letterlijk?

Mattias is niet op zijn mondje gevallen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Figuurlijk of letterlijk?
Hij wordt in het diepe gegooid.
A
figuurlijk
B
letterlijk
C
figuurlijk en letterlijk

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat H2:
figuurlijk taalgebruik
In teksten kom je vaak woorden of uitdrukkingen met een figuurlijke betekenis tegen. 
Er wordt dan iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat. 

Hij woont in het hart van de stad.
  • Hij woont in het centrum / het midden van de stad.
We sliepen onder de blote hemel.
  • We sliepen buiten.
De radijsjes schoten de grond uit.
  • De radijsjes groeiden heel snel.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies