werkwoorden: onderwerp en persoonsvorm

onderwerp en persoonsvorm
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

onderwerp en persoonsvorm

Slide 1 - Tekstslide

LESDOEL                             
We herhalen wat de persoonsvorm en het onderwerp is. Na deze les kun jij beide goed vinden in een zin. Je kunt ook zelf de persoonsvorm in de juiste vorm in een zin zetten.

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden....
...komen in verschillende vormen in een zin voor. Hoe schrijf je de goede vorm? 
Daarvoor moet je altijd letten op het onderwerp in de zin: wie of wat doet iets? Het werkwoord dat daarbij hoort heet de persoonsvorm.
En je moet letten op de tijd waarin de zin wordt geschreven: nu of in het verleden?

Slide 3 - Tekstslide

Onderwerp
1. Wie /wat doet iets?
2. Wie/wat + wwg?
Onderwerp en persoonsvorm horen bij elkaar!
Onderwerp enkelvoud? --> persoonsvorm enkelvoud!
Onderwerp meervoud? --> persoonsvorm meervoud!

Het meisje loopt.                  De meisjes lopen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Jan en Ahmed praten samen over hun vakantieplannen.
A
Jan
B
Ahmed
C
Jan en Ahmed
D
vakantieplannen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Mijn collega koopt haar lunch elke dag in de kantine.
A
Mijn collega
B
koopt
C
haar lunch
D
elke dag

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Jan en Ahmed praten samen over hun vakantieplannen.
A
Jan en Ahmed
B
praten
C
samen
D
vakantieplannen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Vandaag ga ik met mijn zus naar de markt.
A
Vandaag
B
ga
C
ik
D
naar de markt

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel werkwoorden heeft de volgende zin?
Zullen wij morgen gaan zwemmen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Zullen wij morgen gaan zwemmen?
A
zullen
B
wij
C
gaan
D
zwemmen

Slide 10 - Quizvraag

Vul de goede persoonsvorm in:
De jongen ........ stage in een verzorgingshuis. (lopen)
A
loop
B
loopt
C
lopen
D
gelopen

Slide 11 - Quizvraag

Maak een goede zin. Gebruik onderstaande woorden. Maak van het werkwoord de juiste persoonsvorm.
Voor wie extra wil: zelf woorden toevoegen mag (langere zin)
JAN MARIA EEN CADEAUTJE GEVEN

Slide 12 - Open vraag

Hoe goed snap je onderwerp en persoonsvorm?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll