Quizvragen zenuwstelsel

Waar ontstaat de impuls?
impuls
1 / 45
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Waar ontstaat de impuls?
impuls

Slide 1 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je staat onder de douche. Je voelt het water over je lichaam stromen. Wat zijn de receptoren?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je staat onder de douche. Je voelt het water over je lichaam stromen. Wat zijn de conductoren?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je staat onder de douche. Je voelt het water over je lichaam stromen. Het is iets te koud dus je draait aan de kraan. Welk type uitlopers geleiden impulsen naar je hand?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke volgorde gaat waarnemen?
A
impuls - hersenen - impuls - actie - prikkel
B
actie - prikkel - impuls - hersenen - impuls
C
impuls - actie - impuls - prikkel - hersenen
D
prikkel - impuls - hersenen - impuls - actie

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN zenuw?
A
bewegingszenuw
B
gemengde zenuw
C
gevoelszenuw
D
schakelzenuw

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een ...
A
motorische neuron
B
sensorische neuron
C
schakelneuron
D
motorische zenuw

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar ligt het cellichaam van de motorische neuron?
A
in het centrale zenuwstelsel
B
buiten het centrale zenuwstelsel

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke deel van een neuron geleidt impulsen van het cellichaam af?
A
het celmembraan
B
meylineschede
C
axon
D
dendriet

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Neem over en vul de zin aan: Grijze stof bestaat (hoofdzakelijk) uit de ... van ...

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke doorsnede van het ruggenmerg bevat het meeste witte stof: die ter hoogte van de halswervels of lendenwervels?
A
halswervels
B
lendenwervels

Slide 13 - Quizvraag

Een dwarsdoorsnede die is gemaakt ter hoogte van de halswervels bevat de meeste witte stof. Alle impulsen van en naar het lichaam passeren het ruggenmerg ter hoogte van de halswervel. Daar zijn veel uitlopers voor nodig. Dat is witte stof. Ter hoogte van de lendenwervels worden alleen impulsen geleid van en naar de benen: minder witte stof. 
Wat is het verlengde merg?
Typ deze zin over en vul de blanks in:
Dit is het deel waar de ... overgaat in het ...

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je een groep schakelcellen bij elkaar die liggen in de grote hersenen?
A
hersenstam
B
kleine hersenen
C
hersencentra

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je te veel alcohol drinkt, kan je je bewegingen minder goed coördineren. Welk gedeelte van je hersenen wordt dan beïnvloed?
A
de grote hersenen
B
de hersenstam
C
de hypofyse
D
de kleine hersenen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke zijde liggen de cellichamen van motorische neuronen?
A
buikzijde
B
rugzijde

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adrenaline komt van nature in ons lichaam voor als hormoon en als neurotransmitter.
In de afbeelding is schematisch een neuron weergegeven.
Waar wordt adrenaline als transmitterstof door dit neuron afgegeven?
A
plaats P
B
plaats Q
C
plaats R
D
plaats S

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is 4?
A
neurotransmitter
B
receptor
C
synaptische spleet
D
synaptische junction

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De impuls kan doorgegeven worden van neuron..
A
A naar B
B
B naar A
C
van A naar B en terug

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rondom de uitlopers in een neuron zit een isolerende laag. Hoe heet deze?
A
conductor
B
insnoering van Ranvier
C
myelineschede
D
bindweefsellaag

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De cellen die zenuwcellen ondersteunen heten ....

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar ligt het cellichaam van de gevoelszenuwcel / sensorisch neuron?
A
in de witte stof
B
in de grijze stof
C
in het spinaal ganglion
D
in het centrale kanaal

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hartritme wordt beïnvloed door het animale zenuwstelsel.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit 2 delen: parasympatisch en orthosympatisch.

Zit er in elk orgaan van elk deel een zenuw?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit 2 delen: parasympatisch en orthosympatisch. In elk orgaan zit van delen een zenuw. Hoe noem je dit?
Hint: het antwoord bestaat uit twee woorden.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zie je hier een bewuste reactie of een reflex?
A
bewuste reactie
B
reflex

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep ieder onderdeel naar de juiste plek.
Axon
Dendriet
Cellichaam
Synaps
Myelineschede

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt een impuls doorgegeven tussen twee zenuwcellen?
A
Via hormonen die binden aan receptoren
B
Via een elektrisch signaal
C
Via neurotransmitters die binden aan receptoren
D
Via eiwitten op de celmembraan

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de verdeling van ionen binnen en buiten de cel voordat een impuls plaats heeft gevonden?
A
Veel kalium buiten de cel en veel natrium binnen de cel
B
Veel natrium buiten de cel en veel kalium binnen de cel
C
Veel natrium en kalium buiten de cel en veel negatieve ionen binnen de cel
D
Veel natrium en kalium binnen de cel en veel negatieve ionen buiten de cel

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een zenuwcel die geen impuls geleidt, gebruikt toch energie. Leg dit uit.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met je hartslagfrequentie als je medicijnen slikt die het parasympatische deel van het autonome zenuwstelsel remmen? Leg je antwoord uit.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De hoeveelheid neurotransmitter, die per tijdseenheid door een bepaalde zenuwcel in een synapsspleet wordt gebracht, is niet constant.
Waar hangt deze hoeveelheid vanaf?
A
De sterkte van aankomende impulsen.
B
De frequentie waarmee impulsen aankomen.
C
De herkomst van aankomende impulsen.
D
De mate van depolarisatie van het presynaptische membraan.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De myelineschede bij een neuron wordt gevormd door cellen van Schwann. Over de functie van deze cellen van Schwann worden twee beweringen gedaan.
1. Door de aanwezigheid van cellen van Schwann verplaatsen de impulsen zich sneller over de zenuwceluitloper dan zonder aanwezigheid van deze cellen.
2. Via cellen van Schwann kunnen impulsen worden overgedragen op andere zenuwcellen.
Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
alleen bewering 1
B
alleen bewering 2
C
beide
D
geen van beide

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand schrijft een brief.
Is op dat moment het animale zenuwstelsel actief? En het autonome zenuwstelsel?
A
alleen het autonome zenuwstelsel
B
zowel het animale als het autonome zenuwstelsel
C
alleen het animale zenuwstelsel
D
geen van beide

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door welk deel van het zenuwstelsel wordt de doorstroming van het lichaam met bloed geregeld?
A
door zowel het orthosympathische als het parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel
B
alléén door het sensorische deel van het animale zenuwstelsel
C
alléén door het orthosympathische deel van het autonome zenuwstelsel
D
door zowel het motorische als het sensorische deel van het animale zenuwstelsel

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij goede zwemmers kan bij vermoeidheid de verzuring van spieren toenemen. Hierdoor zijn deze spieren niet meer in staat om nauwkeurig gedoseerde activiteit te leveren.
Welke delen van het zenuwstelsel zijn bij de activiteit van deze spieren betrokken?
A
hersenen, motorische zenuwen, ruggenmerg en sensorische zenuwen
B
alleen hersenen, motorische zenuwen en ruggenmerg
C
alleen motorische zenuwen, ruggenmerg en sensorische zenuwen
D
alleen hersenen, motorische zenuwen en sensorische zenuwen

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke deel van het zenuwstelsel verzorgt de coördinatie van de spierbewegingen?
A
grote hersenen
B
hersenstam
C
kleine hersenen
D
ruggenmerg

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je een geluid waarneemt, komt dat omdat er in een bepaald deel van de hersenen impulsen aankomen.
In welk deel van de hersenen is dat?
A
ruggenmerg
B
grote hersenen
C
kleine hersenen
D
hersenstam

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarop zal een geneesmiddel tegen hoofdpijn vooral effect hebben?
A
op de sensorische centra van de grote hersenen
B
op de motorische centra van de grote hersenen
C
op de kleine hersenen
D
op de hersenvliezen

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als het hart te snel gaat kloppen dreigt de bloeddruk in de bloedvaten te hoog te worden. Zintuigen in de wand van de aorta en de halsslagaders registreren de toename van de bloeddruk en sturen impulsen naar het regelcentrum in de hersenen. Via het autonome zenuwstelsel wordt de hartslag dan verlaagd.
In welke deel van de hersenen ligt het centrum dat de hartslagfrequentie regelt en via welk deel van het autonome zenuwstelsel wordt het hartritme verlaagd?
A
Het centrum ligt in de kleine hersenen en het hartritme wordt verlaagd door het orthosympathische zenuwstelsel.
B
Het centrum ligt in de kleine hersenen en het hartritme wordt verlaagd door het parasympathische zenuwstelsel.
C
Het centrum ligt in de hersenstam en het hartritme wordt verlaagd door het parasympathische zenuwstelsel.
D
Het centrum ligt in de hersenstam en het hartritme wordt verlaagd door het orthosympathische zenuwstelsel.

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond 300 voor Christus onderzocht Herophilus hersenen en zenuwen. Hij zag dat sommige beschadigingen van zenuwen leiden tot verlamming, andere tot gevoelloosheid.
Tegenwoordig maken we onderscheid tussen sensorische en motorische zenuwcellen en schakelcellen.
Welke van deze typen zenuwcellen komen voor in de zenuwen die Herophilus heeft gezien?
A
motorische zenuwcellen, schakelcellen en sensorische zenuwcellen
B
alleen motorische zenuwcellen en sensorische zenuwcellen
C
alleen motorische zenuwcellen en schakelcellen
D
alleen schakelcellen en sensorische zenuwcellen

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je schopt tegen een muur aan. Waar ontstaan de impulsen voor de samentrekking van je dijbeenspieren?
A
In de grijze stof van je ruggenmerg
B
In de witte stof van je ruggenmerg
C
In de grijze stof van je grote hersenen
D
In de witte stof van je grote hersenen

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een proefpersoon bevindt zich in een zonnige tuin. Hij loopt naar binnen en komt in een donkere kamer. Door de verandering van de belichting verwijden de pupillen van de ogen van deze proefpersoon zich in een reflex.
Welk gedeelte van het centrale zenuwstelsel maakt deel uit van deze reflexboog?
A
hersenstam
B
ruggenmerg
C
grote hersenen
D
netvlies

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies