haben & sein, hoofletters

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Heute
- Hausaufgaben besprechen
- hoofdletters



Slide 2 - Tekstslide

AUFGABEN
Lektion 4: 7, 8 & 9  Seite 36/37
Lektion 5: 1  Seite 38




Slide 3 - Tekstslide

     Grammatik: haben sein & werden
 Übungen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

maak de juiste combinaties
sleep de werkwoorden naar het juiste persoonlijk voornaamwoord op de volgende dia's

Slide 6 - Tekstslide

het werkwoord haben
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 7 - Sleepvraag

het werkwoord sein
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 8 - Sleepvraag

haben oder sein ????
Vergiss nicht, zu konjugieren (vervoegen) !!!!

Slide 9 - Tekstslide

............... du Zeit für mich?

Slide 10 - Open vraag

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

Slide 11 - Open vraag

.................. du müde?

Slide 12 - Open vraag

.............. Sie schon wieder krank?

Slide 13 - Open vraag

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 14 - Open vraag

Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van haben?
A
gehaben
B
gehat
C
gehabt
D
gehabe

Slide 16 - Quizvraag

Johann, wo...............du?

Slide 17 - Open vraag

.............. ihr froh, dass der Urlaub beginnt?

Slide 18 - Open vraag

Er ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord
van sein?
A
geseind
B
gewesen
C
gewest
D
gesind

Slide 20 - Quizvraag

Es hat geregnet. Die Straße ........ nass.

Slide 21 - Open vraag

Wat vind je aan dit onderdeel nog lastig?

Slide 22 - Open vraag

Wanneer gebruik je in het Duits hoofdletters?

Slide 23 - Woordweb

Hoofdlettergebruik in het Duits
Bekijk volgende zinnen:

  1. Wir lernen Deutsch in der Schule. 
  2. Heute macht Anna einen Schulausflug nach Berlin. 

Wat valt op?

Slide 24 - Tekstslide

Wanneer een hoofdletter:
1. Begin van een zin. 
2. Namen, plaatsnamen, merken etc. 
3. Zelfstandige naamwoorden. 

Slide 25 - Tekstslide