17/11 Lezen H2 feiten, meningen, argumenten les 1

timer
20:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

Betogende teksten en argument

Lezen H3

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Voorlezen/kleuren (hebben wel al gedaan)
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van de les:
  • kun je (weer) benoemen wat feiten en meningen zijn;
  • kun je benoemen wat argumenten zijn;
  • kun je benoemen wat een betogende tekst is en hoe die is opgebouwd;

  • kan je feiten,  meningen en argumenten herkennen.


Slide 4 - Tekstslide

Feit of mening

Slide 5 - Tekstslide

Feit - objectief
  • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  • Een feit kan je controleren.

Voorbeeld
De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.
= controleerbaar
= waar of niet waar

Slide 6 - Tekstslide

Mening (standpunt) - subjectief
  • Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt.
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens ermee zijn
  • Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens
Voorbeeld
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 7 - Tekstslide

Noteer een feit over goede voornemens.

Slide 8 - Open vraag

Noteer een korte zin met een mening over goede voornemens.

Slide 9 - Open vraag

Argument (reden)
  • Een argument is de uitleg waarmee je een mening verdedigt --> waarom diegene die mening heeft.
  • Herken je aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk en immers


Voorbeeld
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 10 - Tekstslide

Noteer een zin met een mening en een argument over mevrouw Hooi.

Slide 11 - Open vraag

Betogende tekst
In een betogende tekst geeft de schrijver zijn mening. Hij wil de lezer ervan overtuigen dat zijn mening juist is. Hij doet dat door argumenten te gebruiken.
De hoofdgedachte van een betogende tekst bestaat altijd uit de mening van de schrijver, meestal gevolgd door het belangrijkste argument.

Voorbeelden van betogende teksten: een opiniërend artikel, boekbespreking of klachtenbrief.

De meeste betogende teksten bestaan uit drie delen:
• inleiding: de schrijver noemt het onderwerp en geeft zijn mening daarover;
• kern: de schrijver geeft argumenten voor zijn mening;
• slot: de schrijver trekt een conclusie of vat het belangrijkste samen.

Slide 12 - Tekstslide

Werk voor deze les + huiswerk: 

Blz. 102 t/m 104, opdracht 1, 2 (vanaf vraag 9) en opdracht 4.
+nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk
Klaar = lezen
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van de les:
  • kan je vertellen wat feiten, meningen en argumenten zijn
  • kan je feiten en meningen herkennen
  • kan je argumenten herkennen
  • kan je zelf feiten en mening bedenken

Slide 14 - Tekstslide

Ik weet wat feit en mening inhouden en kan het verschil tussen feit en mening uitleggen.


😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Ik weet wat een argument is en hoe die gebruikt wordt.


😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 17 - Open vraag

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 18 - Open vraag