werkwoordspelling tegenwoordige tijd

werkwoordspelling t.t.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

werkwoordspelling t.t.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Hij (vinden) zijn stageplek erg leerzaam.
A
vind
B
vindt
C
vindte

Slide 4 - Quizvraag

Mijn vriend en ik ......(feliciteren) mijn broer gisteren voor zijn verjaardag.
A
feliciteren
B
feliciteerde
C
feliciteerden

Slide 5 - Quizvraag

De supporter heeft de hele wedstrijd.....(schreeuwen).
A
geschreeuwt
B
geschreeuwd
C
geschrewen

Slide 6 - Quizvraag

Ik heb gisteren mijn kat ....(borstelen).
A
geborsteld
B
geborstelt
C
borstelt

Slide 7 - Quizvraag

Op straat is een ongeluk ...(gebeurden)
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 8 - Quizvraag

Hij gaat niet wandelen als het ...(regenen).
A
regend
B
regent
C
regenen

Slide 9 - Quizvraag

Er ... (gebeuren) van alles hier!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 10 - Quizvraag

Hij ... (rennen) dagelijks.
A
rennen
B
rent
C
rennt
D
gerend

Slide 11 - Quizvraag

Zij heeft gisteren alle vragen...(beantwoorden).
A
beantwoort
B
beantwoord
C
beantwoordde
D
beantwoorde

Slide 12 - Quizvraag

Moeder ...(stoven) nu de peertjes alvast in rode wijn voor het kerstdiner.
A
stoof
B
stoofde
C
stoofte
D
stooft

Slide 13 - Quizvraag

De vader van mijn vriendin ...(begeleiden) haar naar het altaar.
A
begeleid
B
begeleidt
C
begeleide

Slide 14 - Quizvraag