Klas AH2

H5 blz.156      De zinnen......
Je weet uiteraard wat een zin is. Maar dat een zin ook een naam heeft? Dat wist je vast nog niet!

Deze les ga je leren wat enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen zijn. We beginnen bij het begin, de enkelvoudige zin.


1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H5 blz.156      De zinnen......
Je weet uiteraard wat een zin is. Maar dat een zin ook een naam heeft? Dat wist je vast nog niet!

Deze les ga je leren wat enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen zijn. We beginnen bij het begin, de enkelvoudige zin.


Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk
H5 Grammatica zinsdelen: enkelvoudige en samengestelde zinnen: hoofd- en bijzinnen blz.156 of online

Maak: startopdracht+ opdracht 1
Online of in je schrift

Slide 2 - Tekstslide

Theorie
Een enkelvoudige zin heeft maar één persoonsvorm.
Nog wat voorbeelden.
De persoonsvorm is steeds onderstreept
Mijn telefoon gaat om de haverklap.
Ik ren me rot naar alle lokalen.
De vrijdag is echt te lang.
Morgen moet ik trainen voor voetbal.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de hoofdzin? Mensen lachen vooral, omdat ze aardig willen doen.
A
Mensen lachen vooral
B
omdat ze aardig willen doen

Slide 5 - Quizvraag

Huiswerk
1. Pak je boek op blz.156
2. Doe mee
3 Vul een antwoord in
4. Geef aan hoe je aan het antwoord bent gekomen

Slide 6 - Tekstslide

Wat valt je op aan de pv in de zin?:
Ik zal de afwas met de hand moeten doen, want de machine is defect.

Slide 7 - Open vraag

Is de zin enkelvoudig of samengesteld?
Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met zes of meer kinderen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 8 - Quizvraag

persoonsvormen + enkelv of sameng.
Zes studerende kinderen kunnen een behoorlijke kostenpost vormen voor ouders.

Slide 9 - Open vraag

PV + soort zin
Volgens sommige theorieën is de oudste de slimste, maar dat is achterhaald.

Slide 10 - Woordweb

pv+ soort zin?
Hoewel de oudste thuis wel eens de baas kan spelen, wordt hij op zijn school vaak gecorrigeerd door andere kinderen.

Slide 11 - Open vraag

pv+ soort zin?
Soms komt een deel van de opvoeding neer op de oudste van het gezin.
A
komt, enkelvoudige zin (E)
B
komt, neer op, samengestelde zin (S)
C
neer op, E
D
komt, S

Slide 12 - Quizvraag

pv+ soort zin?
Toch zou het oudste kind niet willen ruilen met zijn broertjes of zusjes, omdat het zich erg gewaardeerd voelt.
A
zou, enkelvoudige zin (E)
B
voelt, S
C
zou+voelt, E
D
zou+voelt, S

Slide 13 - Quizvraag

samengestelde zinnen
hoofdzinnen + bijzinnen

Ik .......heb nooit geld bij me, omdat ik mijn pinpas gebruik.

ow+pv wel of niet naast elkaar.

hoofdzin: altijd /  bijzin: kan wat tussen



Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2 blz.157
Samengestelde zinnen
Geef aan of de zin bestaat uit:
1. hoofdzin+hoofdzin (H+H)
2. hoofdzin + bijzin (H+B) of (B+H)

In het nieuwe restaurant stond de ober al op ons te wachten en hij begroette ons hartelijk.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 2 blz.157
Samengestelde zinnen
In het nieuwe restaurant stond de ober al op ons te wachten en hij begroette ons hartelijk.

ow+pv wel of niet naast elkaar?

hoofdzin:
altijd 
bijzin: kan wat tussen (bv. het woordje niet)

Slide 16 - Tekstslide

H+H of H+B of B+H
Toen de zomervakantie steeds dichterbij kwam, werden sommige leerlingen minder gemotiveerd.

Slide 17 - Open vraag

Zin 4
Daniël had..

Slide 18 - Open vraag

Zin 5
Denk je...

Slide 19 - Open vraag

Zin 6
Honderden jongeren...

Slide 20 - Open vraag

Aan de slag!
Maak opdracht 2 blz.157 

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 2 blz.157
zin 3: Als ik ....

Slide 22 - Open vraag

Welke manieren kun je gebruiken om de persoonsvorm te vinden?

Slide 23 - Woordweb

Voorkennis:
  • Je moet weten hoe je de persoonsvorm vindt.
  • Je moet weten hoe je het onderwerp vindt.

Slide 24 - Tekstslide

Haal uit de twee zinnen de persoonsvorm.
1. Ik eet een boterham.
2. Ik zit de hele dag op Twitter.

Slide 25 - Woordweb

Hoeveel persoonsvormen zitten er in elke zin? 1. Ik retweet nooit. 2. In de avond moet ik mijn telefoon inleveren.

Slide 26 - Open vraag

Bedenk nu zelf een enkelvoudige zin en benoem de persoonsvorm.

Slide 27 - Woordweb

Zoek in de zin de persoonsvormen en de onderwerpen. Mieke bakt een taart en Petra helpt haar moeder.

Slide 28 - Woordweb

Hoofdzin + bijzin
hoofdzin: pv staat voor in de zin: op de eerste of tweede plaats


bijzin: pv staat vaak achter in de zin

Omdat ik mijn pinpas gebruik, heb ik nooit geld bij me.

Slide 29 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een hoofd- en een bijzin?

Slide 30 - Open vraag

Samengestelde zinnen
nevenschikking : HZ naast elkaar

Chyril heeft getennist en ze loopt nu naar huis.

onderschikking: HZ + BZ 

Chyril heeft besloten dat zij contant geld meeneemt.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

De specialisten hebben veel kennis en lossen veel misdaden op.
nevenschikking of onderschikking?
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een nevenschikkende en onderschikkende zin?

Slide 34 - Woordweb

Hij ontdekte de hemel en hij vond de auto uit.

A
HZ+BZ onderschikkend
B
HZ+HZ onderschikkend
C
HZ+BZ nevenschikkend
D
HZ+HZ nevenschikkend

Slide 35 - Quizvraag

Voegwoorden blz.126
- verbinden woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar

onderschikkende voegwoorden (os.vgw.) 
nevenschikkende voegwoorden (ns.vgw.)

Slide 36 - Tekstslide

os.vgw + ns.vgw
1.Nick en Simon  
2.Zij trekt een jurk aan, want zij gaat naar een feest.
3.Hij rekent erop dat jij haar helpt met schilderen en dat ik haar help verhuizen
4. tulpen of gladiolen
5. geen kopje thee maar een kopje koffie
6. Weet Max al of hij die Playstation gaat kopen?

Slide 37 - Tekstslide

Het scheelt niet veel, maar mannen lijken iets muzikaler.
voegwoord?
A
HZ+HZ maar = os.vgw
B
HZ+BZ maar = ns.vgw.
C
HZ+HZ maar = ns.vgw.
D
BZ+HZ maar = os.vgw.

Slide 38 - Quizvraag

Als Niels ergens gaat eten of logeren, kijkt hij altijd eerst op TripAdvisor.
zinnen + voegwoorden?
A
BZ+HZ+HZ als=os.vgw/of=ns.vgw.
B
BZ+BZ+HZ als=os.vgw/of=os.vgw.
C
BZ+BZ+HZ als=os.vgw/of=os.vgw.
D
HZ+HZ+HZ als=ns.vgw/of=os.vgw.

Slide 39 - Quizvraag

Opdracht 2.1 voegwoord?
Wist je dat er vroeger geen asfaltwegen waren, maar straten van klinkers?
A
maar=os.vgw.
B
dat=os.vgw. maar=ns.vgw.
C
dat=ns.vgw.
D
dat=ns.vgw maar= ns.vgw

Slide 40 - Quizvraag

Hoewel de weg glad is, veroorzaak ik geen ongelukken, want ik rijd voorzichtig.
Noteer de voegwoord(en) en geef aan ns. of os.

Slide 41 - Open vraag


Slide 42 - Open vraag

Aan de slag!
- Maak opdracht 3 blz.125 + opdracht 3 blz.127 in je schrift of online (H4 Grammatica zinsdelen + woordsoorten)
(blz.127 3.2 zelf)

- Leer H4 Grammatica zinsdelen + woordsoorten

Slide 43 - Tekstslide

Leerdoelen
-Je kunt herkennen en benoemen: hoofd- en bijzinnen in samengestelde zinnen.
- Je kent het verschil tussen nevenschikkende en onderschikkende samengestelde zinnen.
- Je kunt nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide