Nederlands trede 13, Fictie

Nederlands trede 13, Fictie
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands trede 13, Fictie

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Lieve leerlingen,

Welkom in de online les Nederlands! Vandaag gaan we aan de slag met fictie. In deze digitale les vind je uitleg en oefeningen bij filmfragmenten.
Ben je klaar? Dan kun je verder oefenen in de portal. Heel veel succes! 
 
Groetjes, 
Mevrouw Sloterdijk 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een chronologische volgorde?
A
naar school fietsen, ontbijten, opstaan
B
opstaan, ontbijten, naar school fietsen
C
ontbijten, opstaan, naar school fietsen
D
geen van deze drie

Slide 3 - Quizvraag

Chronologie
Chronologie is een belangrijk begrip bij boeken en films. De schrijver kan hiermee spelen. 

Als een schrijver het verhaal in volgorde van tijd vertelt, noemen we dat een chronologische volgorde. Dan begint hij bij het begin en eindigt bij het eind.

Slide 4 - Tekstslide

Chronologie


Als een schrijver kan ook de gebeurtenissen door elkaar husselen en bijvoorbeeld beginnen met het einde of midden in de gebeurtenissen. 
Dat noemen we een niet-chronologische volgorde.

Slide 5 - Tekstslide

Oefening
In het volgende scherm zie je een korte film. 

Bekijk de film en beantwoord daarna de vragen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Vertel wat je opvalt aan de film.

Slide 8 - Open vraag

Is de film verteld in chronologische volgorde?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Vertel het verhaal na in chronologische volgorde.

Slide 10 - Open vraag

Goed bezig!
Neem een korte pauze, zet een kopje thee, eet een appel of loop een rondje door het huis.

We gaan zo verder met 'personages'.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe weet je wat een personage
denkt of voelt?

Slide 12 - Woordweb

Personages
Wat iemand denkt, voelt of doet is heel belangrijk voor het verhaal. Een personage kan boos zijn, wraakzuchtig, verliefd, blij of opgelucht.

Deze dingen staan vaak niet letterlijk in de tekst, maar moet je er zelf uithalen.

Slide 13 - Tekstslide

Personages
Kijk eens naar deze foto van Pep. Hoe voelt hij zich hier? 

Het staat nergens, maar je kunt zien dat hij blij en opgelucht is.

Slide 14 - Tekstslide

Personages
Hoe zit dat dan in boeken?

 'Omars hart klopte in zijn keel, zo zenuwachtig was hij.'
'Ik ben helemaal klaar met jullie!", schreeuwde Evie.'

Dit zijn voorbeelden uit boeken, waarbij het heel duidelijk wordt hoe iemand zich voelt.

Slide 15 - Tekstslide

Personages
Of de personen en gebeurtenissen herkenbaar voor jou zijn, bepalen voor een groot deel hoe realistisch (en hoe leuk!) je een verhaal vindt. 

Vragen die je jezelf kunt stellen: 
Is de hoofdpersoon iemand die jij zou kunnen kennen? 
Of kan hij zelfs niet bestaan? 
En heb jij de gebeurtenissen weleens zelf meegemaakt? 

Slide 16 - Tekstslide

Oefening
In het volgende scherm zie je een korte film.  
 
Bekijk de film en beantwoord daarna de vragen.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Hoe realistische zijn de gebeurtenissen?

Slide 19 - Open vraag

Wat kun je vertellen over hoe hoofdpersoon Hannah zich voelt en wat ze denkt?

Slide 20 - Open vraag

Hoe realistisch is hoofdpersoon Hannah?

Slide 21 - Open vraag

Goed gedaan!
Dat was voor deze week de uitleg en de eerste opdrachten.
Je kunt nu verder aan deze werkdoelen in de portal om extra te oefenen.  
Ga daarvoor naar trede 13: Dat spreek boekdelen. Maak daarvan: 
- Terug naar de basis
 - Inleven
 - Jouw mening telt
Heel veel succes! Heb je nog vragen? Stuur mij een chatbericht in Hangout. 
Groetjes!

Slide 22 - Tekstslide