Schrijfvaardigheid 9 en 10
•
Varieer in zinsbouw, maar zorg dat je zinsdelen in een logische volgorde staan.
• Deel lange zinnen met veel informatie op in kortere zinnen en laat onnodige informatie weg.
• Wees concreet in wat je bedoelt en vermijd vage woorden (bv. heel, vaak, soms, wel, erg, etc.)
• Kies voor alledaagse taal en vermijd ouderwetse woorden (bv. te allen tijde, betreffende, heden, bij dezen, nimmer, etc.)
• Formuleer kort en krachtig en vermijd omslachtige constructies (bv. de reden hiervan is, met betrekking tot, zoals deze, etc.)
• Gebruik voorbeelden en vergelijkingen.
• Varieer in zinslengte.
• Gebruik synoniemen en verwijswoorden.