Nederlands 3F - Reinaerde - schrijven

Nederlands 3F - Reinaerde - schrijven
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBeroepsopleiding

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 3F - Reinaerde - schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
- Terugblik op lezen & luisteren 
- Geoefend?
- Vragen?
- Examens inschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Schrijven
- Examenonderdeel voor 1/6
- Digitale afname
- Mogelijkheden voor extra tijd en voorlezen
- 2 of 3 opdrachten (willekeurig)

Slide 3 - Tekstslide

Omschrijving
Algemene omschrijving schijven (incl. taalverzorging en taalbeschouwing):

Ik kan gedetailleerde teksten schrijven over onderwerpen uit de (beroeps) opleiding en van maatschappelijke aard, waarin informatie en argumenten uit verschillende bronnen bijeengevoegd en beoordeeld worden.

Slide 4 - Tekstslide

Indeling tekst
- De indeling van mijn tekst en van mijn gedachtelijn is in grote lijnen logisch. De tekst bevat een volgorde: inleiding, kern, en slot.
- Relaties als oorzaak/ gevolg, voor- en nadelen, overeenkomst en vergelijking kan ik duidelijk aangegeven.

Slide 5 - Tekstslide

Indeling tekst
- Ik geef het verband tussen zinnen en zinsdelen duidelijk aan door het gebruik van de juiste verwijs- en verbindingswoorden
- chronologisch verband: d.m.v., ten eerste, en, daarbij, bovendien, vervolgens, ook;
- tegenstelling: d.m.v. enerzijds/anderzijds, toch, integendeel, in plaats van, in tegenstelling tot;



Slide 6 - Tekstslide

Indeling tekst
- causale verbanden: d.m.v. door, waardoor, daardoor, doordat, zodat, als gevolg van
- conclusies en argumentatieve verbanden: d.m.v. tot slot, kortom, dus, uiteindelijk
- Alinea’s zijn verbonden tot een samenhangende tekst.


Slide 7 - Tekstslide

Doel
- Ik kan verschillende schrijfdoelen hanteren en in een tekst combineren: informatie vragen en geven, overtuigen, tot handelen aanzetten.
- Ik kan de opbouw van de tekst aan het doel van de tekst aanpassen.
- Ik kan notities, berichten en instructies schrijven waarin ik duidelijke informatie geef.

Slide 8 - Tekstslide

Wie
- Ik ken het verschil tussen een persoonlijke en een formele brief.
- Ik kan niet alleen schrijven voor publiek uit mijn eigen omgeving, maar ook voor een algemeen lezerspubliek (bijv. instanties, media, gemeente). Mijn taalgebruik en mijn toon passen binnen de gegeven situatie.

Slide 9 - Tekstslide

Woordgebruik + woordenschat
- In mijn woordgebruik breng ik variatie aan om herhaling te voorkomen. Met vaste verbindingen en uitdrukkingen heb ik geen moeite.
- Mijn woordkeuze is passend en effectief en ik maak weinig fouten in de keuze van de woorden die ik gebruik.

Slide 10 - Tekstslide

Taalverzorging
- Mijn tekst is goed opgebouwd (heeft een heldere structuur). Mijn teksten en brieven zien er verzorgd en netjes uit en hebben de correcte indeling.
- Ik maak gebruik van titels, witregels, marges en kopjes. Als ik een langere tekst schrijf, maak ik een indeling in paragrafen. De lay-out stem ik af op doel en publiek.

Slide 11 - Tekstslide

Leestekens
Hoofdletters en leestekens gebruik ik correct: punten, komma’s, uitroep- en vraagtekens, haakjes, dubbele punten, puntkomma’s en aanhalingstekens. 

Slide 12 - Tekstslide

Spelling
- De spelling van de meeste woorden is correct. ( o.a. verkleinwoorden en meervoudsvormen).
- In de spelling van de werkwoorden maak ik weinig fouten. De regel van ’t kofschip kan ik toepassen. Ik beheers de werkwoordspelling goed.

Slide 13 - Tekstslide

Grammatica
- Mijn zinsbouw is meestal correct, ook als de zinnen wat langer zijn. Ik gebruik een correcte woordvolgorde in hoofd- en bijzinnen.
- Ik kan zinnen schrijven die bestaan uit: een persoonsvorm, onderwerp, naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegd, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
- etc...

Slide 14 - Tekstslide

Mogelijke opdrachten
- zakelijke brief 
- zakelijke e-mail
- memo
- artikel
- verslag
- beschouwing
- betoog
(https://www.examenoverzicht.nl/nederlands/zakelijke-brief-schrijven)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Pauze
koffie :-)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Quiz

Slide 26 - Tekstslide

Hoofdlettergebruik
Begin van de zin
1. Vanavond hebben we een teamuitje. We gaan met z'n allen gezellig eten.
2. 's Avonds kijk ik vaak een serie op Netflix.
3. 't Is niet te geloven!
4. 25 jaar lang werkt hij al op deze plek.
5. % betekent procent.


Slide 27 - Tekstslide

Hoofdlettergebruik
Namen van personen
1. H. de Jong
2. Jan van Dam
3. Marie Sofie de Boer
4. de heer Van de Brink



Slide 28 - Tekstslide

Hoofdlettergebruik
Organisaties, merken en producten
1. Amnesty International
2. Ford Ka
3. VN
4. iPhone
5. Landstede



Slide 29 - Tekstslide

Hoofdlettergebruik
Historische gebeurtenissen & feestdagen
1. de Tweede Wereldoorlog
2. de Slag bij Waterloo
3. Moederdag
4. Tweede Kerstdag
maar niet: paasdagen, kerstboom, december, middeleeuwen



Slide 30 - Tekstslide

Hoofdlettergebruik
Aardrijkskundige begrippen
1. Groningen
2. de Maas
3. Spaanstalig
4. de Britten
5. Zuidoost-Azië
maar niet: oostelijke wind



Slide 31 - Tekstslide

Hoofdlettergebruik
Religieuze begrippen
1. christendom, jodendom, islam, boeddhisme
2. christen, joods, boeddhistisch gebruik
3. God, Allah, de Bijbel, Kerstmis



Slide 32 - Tekstslide

Opdracht
- schrijf je in voor de examens spreken & gesprekken
- oefen met behulp van de websites je spelling & grammatica

Slide 33 - Tekstslide