H3, Grammatica NWG, 07-01-20

Welkom


Pak je leesboek, boek, schrift en pen erbij, dan kunnen we snel beginnen :)

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom


Pak je leesboek, boek, schrift en pen erbij, dan kunnen we snel beginnen :)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
11.20 - 11.30 - Lezen in leesboek
11.30 - 11.45 - Verder met het naamwoordelijk gezegde
11.45 - 12.00 - Zelfstandig werken (oefenzinnen op het bord)
12.00 - 12.05 - Lesafsluiting



Slide 2 - Tekstslide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 3 - Tekstslide

Het naamwoordelijk gezegde
Gister hebben we het gehad over het naamwoordelijk gezegde.

Het belangrijkste verschil tussen het werkwoordelijk en het naamwoordelijk gezegde is dat er bij het naamwoordelijk gezegde een eigenschap gekoppeld wordt aan het onderwerp.

Het naamwoordelijk gezegde zegt dat het onderwerp iets is.
Het werkwoordelijk gezegde zegt dat het onderwerp iets doet

Slide 4 - Tekstslide

Het naamwoordelijk gezegde
Bijvoorbeeld
  1. Mijn vader was een fantastische kok. (NWG)
  2. Mijn vader vindt koken fantastisch.  (WWG)

  1. Deze computer is erg traag. (NWG)
  2. De computer start erg langzaam op. (WWG)

  1. Zij is vroeger een uitstekende schaatster geweest. (NWG)
  2. Zij heeft altijd uitstekend kunnen schaatsen.  (WWG)





Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde zegt dat het onderwerp iets is.
Het werkwoordelijk gezegde zegt dat het onderwerp iets doet. 


Vind je deze uitleg te vaag? Let dan of je in de werkwoorden in de zin een koppelwerkwoord herkent. Als dit koppelwerkwoord een eigenschap koppelt aan het onderwerp, weet je ook dat je te maken hebt met een nwg. 

Slide 7 - Tekstslide

Even oefenen...*
Noteer van de onderstaande zinnen het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde. 
1. Mijn mobiel is kapot.
2. Hij lijkt me erg aardig.
3. Hij is op school de beste tennisser. 
4. Doe dat raam dicht!
5. Wordt die hond wel vaker door zijn baas mishandeld?
6. Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel van het vak Nederlands.
7. Zou hij daar durven blijven staan kijken?
8. Dat jasje is me te klein geworden.

* (* betekent makkelijke oefenzinnen)

timer
16:00

Slide 8 - Tekstslide

Even oefenen...**
Noteer van de onderstaande zinnen het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde. 
1. Hij is een week ziek geweest van de Mexicaanse griep.
2. Het schilderij schijnt erg mooi geworden te zijn.
3. Dat heet nu vandalisme!
4. Mijn zusje is wel vaker jaloers.
5. Het spatbord was snel gerepareerd.
6. We hebben voor het reisje een jaar gespaard.
7. Uiteindelijk is ook hij volwassen geworden.
8. Het bouwen van die brug was niet gemakkelijk.

** (** betekent moeilijkere oefenzinnen)

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat? Opdracht 3 op blz. 130. 
Hoe? Je mag  zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt een kwartier om deze opdracht te maken
Klaar? Lees de theorie op blz. 130 en maak opdracht 4 ook. 

Huiswerk voor donderdag: opdracht 3 af. 
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Lesafsluiting
Donderdag gaan we verder met het naamwoordelijk gezegde in combinatie met het voorzetselvoorwerp. 

Voor donderdag zal ik de werkwijzer grammatica voor jullie printen. Bewaar deze dan goed! Plak 'm bijvoorbeeld in de kaft van je boek of in je schrift. 




Slide 11 - Tekstslide

LET OP
Het naamwoordelijk gezegde bestaat altijd uit twee delen!

In de zin: Het verhaal is ongeloofwaardig geworden.

nwg: is ongeloofwaardig geworden
werkwoordelijk-deel: is geworden
naamwoordelijk-deel: ongeloofwaardig

Slide 12 - Tekstslide

LET OP 
Mijn vader is naar Zuid-Afrika afgereisd. 

Heeft deze zin een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde?

  • Deze zin heeft een werkwoordelijk gezegde omdat is in deze zin een hww en geen kww. Daarnaast is afreizen niet één van de koppelwerkwoorden waardoor dit geen naamwoordelijk gezegde is. 
  • Let dus goed op het verschil tussen hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord in de zinnen. 

Slide 13 - Tekstslide

Even oefenen (opdracht 3, blz. 130)

Het bouwen van deze brug in het zuiden van India | was | erg arbeidsintensief. 

Is was in deze zin een koppelwerkwoord?

Slide 14 - Tekstslide