Vwo 1 H3 lezen, woordenschat, kijk op taal

vwo 1 - hoofdstuk 3
Lesdoel: aan het einde van de les ken ik de begrippen hoofdgedachte, precies lezen, neologisme, leenwoord en versterking.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

vwo 1 - hoofdstuk 3
Lesdoel: aan het einde van de les ken ik de begrippen hoofdgedachte, precies lezen, neologisme, leenwoord en versterking.

Slide 1 - Tekstslide

De inleiding 
In de inleiding van een tekst wordt het onderwerp duidelijk. De lezer wordt bovendien nieuwsgierig gemaakt.

Slide 2 - Tekstslide

Het slot
In het slot wordt vaak:
-het belangrijkste uit de tekst kort herhaald
-aangehaakt bij de inleiding
-naar de toekomst gekeken

Slide 3 - Tekstslide

De hoofdgedachte
De hoofdgedachte is één volledige zin die samenvat wat over het onderwerp wordt gezegd. 

Vraag jezelf af: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?

Slide 4 - Tekstslide

Hoe komen we daar achter?
Door precies lezen.

Hoe doen we dat?
De hele tekst lezen, van de eerste tot en met de laatste zin.

Slide 5 - Tekstslide

Waar vinden we de hoofdgedachte van een tekst??
A
In het middenstuk
B
In de titel
C
Die moet je zelf bedenken
D
In de inleiding of het slot

Slide 6 - Quizvraag

Wat doe ik als ik precies lees?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 8 - Open vraag

Hoe zat het ook alweer met neologismen en leenwoorden?
-Neologismen zijn nieuwe woorden die 'we' zelf maken.

-Leenwoorden nemen we over uit andere talen.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is waar?
1. Leenwoorden staan nog niet in het woordenboek.
2. Neologismen worden vaak bedacht door journalisten en politici
A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 10 - Quizvraag

Versterkingen
Bepaalde bijvoeglijk naamwoorden kun je 'versterken'.

Je zegt dan niet duur, maar peperduur
Je zegt niet arm, maar straatarm
Of je zegt niet snel, maar pijlsnel

Slide 11 - Tekstslide

Welke versterkingen ken jij?

Slide 12 - Woordweb

Ga nu via Magister naar de digitale methode 
En maak de extra opdrachten van woordenschat, hoofdstuk 3

Succes!

Slide 13 - Tekstslide