Kijk op taal-Hfdst. 3-Neologismen en leenwoorden-havo1

Deze les
- Terugblik homoniem en synoniem
- Neologismen en leenwoorden
- Versterkingen 

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deze les
- Terugblik homoniem en synoniem
- Neologismen en leenwoorden
- Versterkingen 

Slide 1 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je wat neologismen, versterkingen en leenwoorden zijn  en kun je deze herkennen en gebruiken



Slide 2 - Tekstslide

Terugblik:


Wat is een homoniem?

  • Hetzelde woord met verschillende betekenissen
  • arm: lichaamsdeel / niet rijk
  • deken: kleed / geestelijke
  • tong: in je mond/ in je schoen

  • Door een homoniem kan een zin dubbelzinnig worden. Dan heeft de zin twee betekenissen.

Slide 3 - Tekstslide

homoniem

Slide 4 - Woordweb



Synoniemen




  • Synoniemen zijn woorden met (bijna) dezelfde betekenis.
  • Voorbeelden:
  • liegen – jokken
  • schrijver – auteur



 







Slide 5 - Tekstslide

synoniem

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Taal:

Het Nederlands verandert steeds. Er verdwijnen woorden uit de taal, maar er komen ook nieuwe woorden bij.


Dat kan op twee manieren:

1- We maken zelf nieuwe woorden; dat zijn neologismen, bijvoorbeeld asomobilist (een asociale automobilist) of opknussen (opknappen en gezellig maken

Slide 8 - Tekstslide

2- We nemen woorden uit andere talen over;


dat zijn leenwoorden, bijvoorbeeld glossy

(een tijdschrift dat sterk glimt en er daardoor aantrekkelijk uitziet),


 hype (plotselinge aandacht in de media voor een verschijnsel of gebeurtenis) of hooligan.

Slide 9 - Tekstslide

Neologismen worden vaak bedacht door journalisten, politici en reclamemakers.



Ze staan meestal (nog) niet in het woordenboek; daar zijn de woorden ‘te jong’ voor.


Leenwoorden komen tegenwoordig vooral uit het Engels.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Versterkingen


Bijvoeglijke naamwoorden als moe, sterk of bleek kun je versterken:

hondsmoe (= heel moe),

beresterk (= zeer sterk),

lijkbleek (= erg bleek).


Tegenwoordig gebruiken we soms hyper-, giga- en mega- als versterking.

Met deze woorddelen kun je ook een zelfstandig naamwoord versterken: ‘Beyonce gaat dit jaar vast weer een megahit scoren’.

Slide 12 - Tekstslide

4-tal check
- opdr. 2; N of L of beide NL + betekenis en afkomst taal
- opdr. 4; noteer alleen de versterkingen
- opdr. 5; http://www.surfspin.nl/peperduur.html
- opdr. 3; Zoek er ieder twee...  --> place- mat
https://ivdnt.org/onderzoek-a-onderwijs/lexicologie-a-lexicografie/neologisme-van-de-week-archief

* studiewijzer--> bij opdracht staat de link

Slide 13 - Tekstslide

Klaar; 
Prikker kijk op taal; blz. 107
- Extra
- Test

* Bespreken en nakijken

Slide 14 - Tekstslide

kahoot
https://create.kahoot.it/details/duplicate-of-neologismen-leenwoorden-en-versterkingen/3e7cbf61-0089-4bd1-8b83-3549c3cd5fc4

Slide 15 - Tekstslide