B1th1 Meervouden op -en, -s en -'s // herhaling sterke ww

Aan het einde van deze les kun je:
* zelfstandig naamwoorden met een meervoud op -en, -s en -'s juist spellen.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aan het einde van deze les kun je:
* zelfstandig naamwoorden met een meervoud op -en, -s en -'s juist spellen.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

let op:

woorden die eindigen op 2 klinkers, krijgen een -s eraan vast:
kangoeroe --> kangoeroes

klinkers die een accent hebben, tellen voor 2 klinkers en dan schrijf je ook een -s eraan vast:
café  --> cafés


Slide 3 - Tekstslide

Wat is het meervoud van: baby?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het meervoud van: leraar?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het meervoud van taco?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het meervoud van: vriend?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het meervoud van: pagina?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het meervoud van: baas?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het meervoud van: confrontatie?

Slide 10 - Open vraag

  • Maak opdracht 8 (blz. 126)
  • Klaar? Vergelijk je antwoorden met die van je  buurman of -vrouw.
  • Zet een kruisje voor de antwoorden die NIET hetzelfde zijn en probeer tot één gezamenlijk antwoord te komen.
  • We bespreken klassikaal de antwoorden met een kruisje.
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Even opfissen
Sterke werkwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Bij een sterk werkwoord...
A
blijft de klank hetzelfde
B
verandert de klank

Slide 13 - Quizvraag

Zwakke en sterke werkwoorden
zwakke werkwoorden: veranderen in de verleden tijd (v.t.) niet van klank: leer / leerde ,  gooi / gooide

sterke werkwoorden: veranderen in de verleden tijd wel van klank: slaap / sliep ,  kan / kon,  lijk / leek,   verliezen / verloren

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

v.t. sterke werkwoorden

  • Je schrijft wat je hoort.

  • Wil je weten of een sterk werkwoord op een -d of -t eindigt? Maak het woord dan langer.  vond of vont --> vonden --> vond

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een sterk werkwoord?
A
vragen
B
darten

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een sterk werkwoord?
A
slapen
B
werken
C
branden
D
fietsen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een sterk werkwoord?
A
lachen
B
luisteren
C
dansen
D
hangen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd meervoud van 'vinden'?

Slide 20 - Open vraag

Wat is de verleden tijd enkelvoud van 'dragen'?

Slide 21 - Open vraag

Wat is de verleden tijd enkelvoud van 'uitblazen'?

Slide 22 - Open vraag

Wat is de verleden tijd meervoud van 'drinken'?

Slide 23 - Open vraag

Hier zou ik graag nog wat meer uitleg over krijgen:

Slide 24 - Open vraag