Betoog les 4: argumenten uitwerken

Nederlands Jaar 2 - P4 - 2022-2023

Schrijven: betoog

Les 4:
Argumenten uitwerken 
Pak je leesboek er vast bij!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands Jaar 2 - P4 - 2022-2023

Schrijven: betoog

Les 4:
Argumenten uitwerken 
Pak je leesboek er vast bij!

Slide 1 - Tekstslide

Eerst 10 minuten lezen.
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Vorige lessen heb je geleerd ... :

... wat een standpunt is.
... wat argumenten zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Vooruitblik


Aan het eind van deze les weet je:
 
... hoe een betoog wordt opgebouwd.
... hoe je argumenten kunt uitwerken.
... de vier fases voor het uitwerken van een betoog.

Slide 4 - Tekstslide

Opbouw betoog
Ieder argument heeft 
zijn eigen alinea.

De kernzin van de 
alinea = het argument

De rest van de alinea =
* toelichting, voorbeeld of vergelijking

1
Inleiding
Introductie onderwerp; aanleiding
Jouw mening
2
kern
argument + uitwerking*
3
kern
argument + uitwerking*
4
kern
argument + uitwerking*
5
Slot
Conclusie en/of advies

Slide 5 - Tekstslide

Argumenten uitwerken
Argumenten (de kernzinnen) kunnen worden toegelicht met: 

  • een voorbeeld
  • een vergelijking
  • een toelichting/uitleg

Op de volgende slides volgt van iedere manier een voorbeeld.

Slide 6 - Tekstslide

Kernzin (= argument) + Voorbeeld


Coffeeshops moeten niet in de buurt van scholen staan.
Op het mbo in Rotterdam waar ik eerst werkte, zag ik regelmatig in de pauze leerlingen een jointje halen. Dat is niet goed voor hun gezondheid, niet goed voor hun schoolprestaties en niet goed voor hun motivatie. Op de mbo in Rotterdam waar ik nu werk is geen coffeeshop in de buurt en gebeurt dat niet. Coffeeshops horen dus niet thuis in een schoolomgeving.

Slide 7 - Tekstslide

Kernzin (= argument) + Vergelijking

Coffeeshops moeten niet in de buurt van scholen staan. Laten we er geen doekjes om winden. Blowen is slecht voor de gezondheid en komt schoolprestaties niet ten goede. Een goede opleiding is heel belangrijk voor jongeren, dus laten we de hersenen van onze jeugd zoveel mogelijk beschermen. We verkopen toch ook geen sigaretten op de longafdeling van een ziekenhuis?

Slide 8 - Tekstslide

Kernzin (= argument) + Uitleg

Coffeeshops moeten niet in de buurt van scholen staan. Jongeren experimenteren graag, choqueren graag en zoeken grenzen op. In coffeeshops waar drugs verkocht worden, worden jongeren op hun wenken bediend: met drugs wordt door sommige jongeren volop geëxperimenteerd en ouders zijn vaak gechoqueerd als hun kind blijkt te blowen. Dingen doen die niet mogen, is van alle tijden. Socrates in de 5e eeuw voor Christus klaagde al over de jongeren van zijn tijd. Dat betekent echter niet dat we het jongeren zo gemakkelijk moeten maken. Het blowen in tussenuren of pauzes is gemakkelijk te vermijden door coffeeshops in de buurt van scholen niet toe te staan.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
Er volgen 3 stellingen. 
Bedenk in tweetallen 1 argument voor of 1 argument tegen deze stellingen. 

Voorbeeld:
Stelling: De maatschappelijke stage moet worden afgeschaft in het onderwijs.
Argument voor: Zo houden leerlingen meer tijd over om te leren voor toetsen.
Argument voor: Op deze manier houden leerlingen meer tijd over voor sociale contacten.
Argument tegen: Het is goed om iets voor een ander te doen, zonder dat daar een beloning tegenover staat.
Argument tegen: Het is goed om naast maak- en leerwerk andere dingen te leren via school. 


Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!

Log in bij LU - Betoog les 4 - Slide 11 t/m 13

Opdracht:
Bedenk 1 argument voor of tegen 
tegen de stellingen.

Slide 11 - Tekstslide

Noem 1 argument voor of tegen de stelling.

Stelling 1: Leerlingen moeten jaarlijks 5 snipperdagen krijgen.

Slide 12 - Open vraag

Noem 1 argument voor of tegen de stelling.

Stelling 2: De kinderbijslag moet, zodra het kind 12 jaar is, rechtstreeks aan het kind worden overgemaakt.

Slide 13 - Open vraag

Noem 1 argument voor of tegen de stelling.

Stelling 3: Nederlanders mogen nog maar één keer per twee jaar op vliegvakantie.

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag!
Opdracht:

Werk de argumenten bij de stellingen uit door middel van een voorbeeld, uitleg of vergelijking. 
Kijk nog eens naar de voorbeelden op slide 6, 7 en 8.

Schrijf een complete alinea van minimaal 5 regels. 


Slide 15 - Tekstslide

Noteer het beste argument en licht het toe.

Stelling 1: Leerlingen moeten jaarlijks 5 snipperdagen krijgen.

Slide 16 - Open vraag

Noteer het beste argument en licht het toe.

Stelling 2: De kinderbijslag moet, zodra het kind 12 jaar is, rechtstreeks aan het kind worden overgemaakt.

Slide 17 - Open vraag

Noteer het beste argument en licht het toe.

Stelling 3: Nederlanders mogen nog maar één keer per twee jaar op vliegvakantie.

Slide 18 - Open vraag

4 fasen van schrijfvaardigheid

  1. Oriënteren 
  2. Voorbereiden
  3. Schrijven
  4. Herschrijven

Slide 19 - Tekstslide

Einde van de les!

Slide 20 - Tekstslide