PVTT en PVVT

Welkom
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- je weet (weer) hoe je de PVTT (persoonsvorm in de tegenwoordige tijd) moet spellen
- je weet (weer) hoe je de PVVT (persoonsvorm in de verleden tijd moet spellen

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma

- welkom en introductie (5 min)
- voorlezen (5 min) 
- terugblik en huiswerk (10 min)
- uitleg PVTT (5 min)
- zelfstandig werken (10 min)
- klassikaal nabespreken (5 min)
- uitleg PVVT (5 min)
- zelfstandig werken (10 min)
- afsluiting (5 min)

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Woord van de week
Verwijzen naar de- en het- woorden met deze, die, dit en dat

Slide 4 - Tekstslide

Het nieuwe zwembad ..... morgen geopend wordt. 
a. deze (twee vingers)
b. die (drie vingers)
c. dit (vier vingers)
d. dat (vijf vingers)

Slide 5 - Tekstslide

Heeft u tickets besteld? Dan kunt u ..... ophalen bij de kassa.

b. die (drie vingers)
c. dit (vier vingers)
d. dat (vijf vingers)

Slide 6 - Tekstslide

Als er een gaatje is ontstaan, vult de tandarts ..... met composiet.
a. deze (twee vingers)
b. die (drie vingers)
c. dat (vier vingers)

Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 2 en 3 (blz. 63)

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2
1 De aanvoerder, die de zilveren bokaal omhooghield, kwam het podium op.
2 Het shirt dat daar hangt, vind ik wel mooi, maar dit hier staat me absoluut niet.
3 Max kreeg straf voor een filmpje van een docent, dat hij op internet plaatste.
4 Deze oude tas van mij mag je wel gebruiken, maar die nieuwe leen ik niet uit.
5 Vreemd dat dit stripblad, dat altijd goed werd verkocht, failliet is gegaan.
6 Toen Marieke de trui met University of Florence zag, kocht ze die meteen.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 3
1 De gemeente legt hier een nieuw fietspad aan, dat de veiligheid moet vergroten.
2 Erin heeft een slepend conflict met de trainer, dat is ontstaan na de finale.
3 Club 8 is een gezellige disco, die veel leerlingen geregeld bezoeken.
4 Op de markt kocht Loes een heerlijk ijsje, dat ze al slenterend oplikte.
5 Met Hold my hand had Jess een hit, die wekenlang in de Top 40 stond.
6 We speelden een puike wedstrijd, die we met 2-0 wisten te winnen.

Slide 10 - Tekstslide

 Werkwoordspelling

Slide 11 - Tekstslide

Formatieve toets ww-spelling
Ian                                   Kiezen: luisten naar uitleg of in stilte 
Leen                                werken aan opdracht 2, 3 en 4 blz. 37
Mitchell
Boaz
Liz
Ryan
Koen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Persoonsvorm tt
Ik en ..............jij/je =                    ik-vorm (aangepaste stam)
jij, hij, zij en het =                        ik-vorm+t
wij, jullie, zij (mv) =                     hele werkwoord

Weet je het niet meer, SPIEK DAN BIJ SPIEKEN

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Even checken
........... (bakken) je moeder elke dag verse broodjes
ik .......... (bereiden) een eenvoudige maaltijd 
.................... (durven) je wel?
........................ (geloven) jullie die rare man?
Mijn moeder ................... (schrobben)

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk
Wat? Maak opdracht 2, 3 en 4 van blz. 37

Hoe? Individueel: in stilte/heel zachtjes fluisteren als je een vraag hebt.
Vragen? steek je vinger op. 
Klaar: ga verder met opdracht 1, 2 en 3 op blz. 67
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 2
  1. ademhalen – ademhaal / haal adem                             10 uitnodigen – uitnodig / nodig uit
  2. afspreken – afspreek / spreek af                                      11 vastmaken – vastmaak / maak vast         
 3 nadenken – nadenk / denk na                                                12 voorzeggen – voorzeg / zeg voor
4 neerzetten – neerzet / zet neer
5 opruimen – opruim / ruim op
6 samenvatten – samenvat / vat samen
7 schoonmaken – schoonmaak / maak schoon
8 tegenhouden – tegenhoud / houd tegen
9 teleurstellen – teleurstel / stel teleur




Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 3
1. reist
2. speelt
3. blijft
4. verhuist
5. logeert
6. verandert
7. verzint
8. gedraagt

Slide 19 - Tekstslide

opdracht 4
1. leidt
2. rijdt
3. word
4. houdt
5. vermeldt
6. benijd
7. raadt
8. vind

Slide 20 - Tekstslide

Persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt): zwakke werkwoorden
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. De meeste werkwoorden zijn zwak. In de verleden tijd veranderen zwakke werkwoorden niet van klank: stap – stapte; betaal – betaalde.
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd wel van klank: drijf – dreef; vind – vond.

Slide 21 - Tekstslide

Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd
Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te: smeerde, antwoordde, maakte, verlichtte 

Meervoud: ik-vorm tt + den of ten: smeerden, antwoordden, maakten, verlichtten

Slide 22 - Tekstslide

Hoe weet je of het -de of -te is?
1. Staat er al een t of d aan het einde van de stam, dan verdubbelt deze
2. Verlengproef 
3. ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p

Slide 23 - Tekstslide

Even checken
Ik ....................... (smeren)
Hij ........................ (antwoorden)
Wij ......................... (maken)
Zij ............................ (plagen)

Slide 24 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat: maak opdracht 1, 2 en 3 op blz. 66 en 67
Hoe: individueel, in stilte of heel zachtjes fluisteren
Klaar: ga verder met opdracht 5 en 6
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Afsluiting
Hoe ging het?
Tips of tops
HUISWERK: opdracht 1, 2 en 3 blz. 66/67

Slide 26 - Tekstslide