In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
W25: Leesvaardigheid
Slide 1 - Tekstslide
Hoe is het met jullie vakantiegevoel?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Lesdoelen
Ik weet wat verkennend en intensief lezen is
Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte in een tekst vinden en benoemen
Ik kan de betrouwbaarheid van een tekst beoordelen
Ik kan mijn woordenschat vergroten
Slide 3 - Tekstslide
Wat lees je als je een tekst verkennend leest?
Slide 4 - Woordweb
Verkennend lezen
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het doel van verkennend lezen?
Slide 6 - Tekstslide
Verkennend lezen
Slide 7 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?
Slide 8 - Tekstslide
Onderwerp
Het onderwerp van de tekst is een woord dat, of een woordgroep die aangeeft waarover de tekst gaat
Vindplaats: titel, inleiding, slot
Slide 9 - Tekstslide
Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een mededelende zin (dus géén vraag!), die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
Vindplaats: slot
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Vrouwenvoetbal
A
Onderwerp
B
Hoofdgedachte
C
Geen van beide
Slide 12 - Quizvraag
De salarissen van voetbalvrouwen zouden net zo hoog moeten zijn als die van de mannen.
A
Onderwerp
B
Hoofdgedachte
C
Geen van beide
Slide 13 - Quizvraag
Salarissen van voetbalvrouwen
A
Onderwerp
B
Hoofdgedachte
C
Geen van beide
Slide 14 - Quizvraag
Verdienen vrouwen genoeg in vergelijking met de mannen?
A
Onderwerp
B
Hoofdgedachte
C
Geen van beide
Slide 15 - Quizvraag
Wat is belangrijker voor je vakantiegevoel denk je?
A
De duur van je vakantie
B
Hoe je vakantietijd besteedt
C
De bestemming van je vakantie
Slide 16 - Quizvraag
In de tekst komen zes behoeften aan bod die van een vakantie een succes maken. Welke kan jij bedenken?
Slide 17 - Woordweb
doen wat voor jou betekenis heeft
doen waar je goed in bent
even niet met werk of school bezig zijn
zelf kiezen hoe je je tijd indeelt
ontkoppeling
autonomie
zingeving
bekwaamheid
Slide 18 - Sleepvraag
Na hoeveel dagen is het vakantie-effect verdwenen, denk je?
Slide 19 - Poll
Lees de tekst verkennend
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 20 - Tekstslide
Hoe rek je je vakantiegevoel zo ver mogelijk op?
Slide 21 - Woordweb
Hoe betrouwbaar is deze tekst? Waar let je op om de betrouwbaarheid te beoordelen?
Slide 22 - Woordweb
Hoe actueel is de informatie? Wanneer is de informatie gepubliceerd? Is de informatie nog geüpdatet?
Slide 23 - Poll
Is de auteur een autoriteit wat betreft dit onderwerp? Wie is de auteur / bron / uitgever / sponsor? Wat zeggen andere bronnen over de maker (zoek op internet)?
Slide 24 - Poll
Is de informatie waar, correct en betrouwbaar? Wordt de informatie ondersteund met bewijsmateriaal? Wordt er verwezen naar gebruikte bronnen? Is de informatie beoordeeld door andere experts? Wordt de informatie bevestigd in andere bronnen?
Slide 25 - Poll
Wat is de reden voor het bestaan van de informatie? Wat is het doel van de informatie (bv. informeren, entertainen, overtuigen)? Is de auteur duidelijk over het doel van de informatie? Berust de informatie op (bewijsbare) feiten, of op opinies? Is de informatie objectief en onpartijdig? Of kan deze beïnvloed zijn door politieke, ideologische, culturele, religieuze, institutionele of persoonlijke standpunten?
Slide 26 - Poll
Betrouwbaarheid
35-40 uitstekend
30-34 goed
25-29 gemiddeld
20-24 grensgeval
lager dan 20 onbetrouwbaar
Slide 27 - Tekstslide
Maak een woordenlijst
prototype
idealiter
autonomie
zingeving
ontlenen
intrinsiek (wordt vaak gebruikt bij motivatie)
behoeden
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Bespreek met elkaar
Hoe sta jij tegenover wespen?
Waar zouden wespen goed voor kunnen zijn?
Waarom zijn mensen niet altijd blij met wespen?
Slide 30 - Tekstslide
'Nederlanders administreren graag'. Welke nationale tellingen ken jij?
Slide 31 - Woordweb
Slide 32 - Tekstslide
Lees de tekst intensief
Bij intensief lezen lees je de tekst grondig en zorg je ervoor dat je de betekenis van iedere zin begrijpt.
Slide 33 - Tekstslide
Leg de tekst weg en beantwoord de volgende vragen
Slide 34 - Tekstslide
Zijn wespen net poezen?
A
ja
B
nee
Slide 35 - Quizvraag
Waarin lijkt een wesp op een poes?
Slide 36 - Woordweb
Waar zijn wespen goed voor?
Slide 37 - Tekstslide
Waar zijn wespen goed voor?
Wespen zijn belangrijke opruimers van andere dode insecten en ze bestuiven bloemen. Vogels en kleine zoogdieren eten op hun beurt wespen.
Slide 38 - Tekstslide
In Duitsland is het verboden om wespen zinloos dood te maken. Hoe hoog kan de boete oplopen?
Slide 39 - Poll
Waarom is wild om je heen slaan geen goed idee?
Slide 40 - Tekstslide
Waarom is wild om je heen slaan geen goed idee?
Wespen zien heel slecht. Halfblinde wespen raken in de stress als je wild om je heen slaat. Rustig bewegen en de wesp doet niets.
Slide 41 - Tekstslide
Ben je anders over wespen gaan denken?
A
Ja
B
Nee
C
Beetje
D
Ik ❤️ wespen
Slide 42 - Quizvraag
Over welk onderwerp zou je graag een artikel lezen?