Adverbs of Frequency

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Adjectives -- bijvoeglijke naamwoorden
Miss Ewalds is an amazing teacher,

Adverbs -- bijwoorden
... and she sings wonderfully!

Slide 2 - Tekstslide

An adverb says something of a....

A
verb
B
noun
C
personal pronoun

Slide 3 - Quizvraag

an adjective says something of a(n)
A
verb
B
adverb
C
noun
D
sentence

Slide 4 - Quizvraag

which one is the adjective?

A
beautiful
B
never
C
usually
D
always

Slide 5 - Quizvraag

adverbs of frequency

Slide 6 - Tekstslide

 Bijwoorden van tijd
Adverbs of Frequency

always                altijd
usually               meestal
often                   vaak
sometimes      soms
rarely                  zelden
never                  nooit
plaats in de zin
adverbs of frequency komen voor het hoofdwerkwoord maar na het werkwoord to be
bv He always works hard.
      He is always late

Slide 7 - Tekstslide

Divide the bold(dikgedrukt) words in two categories (nouns or adverbs). Do this in your notebooks

My boyfriend really likes to make electronic music. He easily sits at his new computer for hours to create funky beats with his synthesizers. Sometimes he quickly records nice sounds and then uses them. For instance, the buzzing of a cable that hung loose became a deep bass line in one of his new songs. 
At times, he so engaged in his music that he doesn’t notice much else. Therefore, I can easily surprise him. If I sneak up to him quietly, he will not notice until I am right behind him. 



Slide 8 - Tekstslide

Zet de woorden in de juiste volgorde.

I/in my bedroom/my homework/do/always.

Slide 9 - Open vraag

Zet de woorden in de juiste volgorde.

sometimes/by bus/Sally/to school/goes.

Slide 10 - Open vraag

Zet de woorden in de juiste volgorde.

eat/My family/ at six/usually.

Slide 11 - Open vraag

Zet het woord tussen haakjes op de juiste plaats in de zin
Eric is right. (often)

Slide 12 - Open vraag

Zet het woord tussen haakjes op de juiste plaats in de zin
My father goes fishing on Saturdays. (always)

Slide 13 - Open vraag

Zet het woord tussen haakjes op de juiste plaats in de zin
Susan walks her dog at the weekend. (rarely)

Slide 14 - Open vraag

Zet het woord tussen haakjes op de juiste plaats in de zin
Susan walks her dog at the weekend. (rarely)
timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

Zet het woord tussen haakjes op de juiste plaats in de zin
I'm in bed before ten o' clock. (hardly ever)

Slide 16 - Open vraag