Les 8 grammatica (WG)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Welkom!

Ga zitten op je plek

Startopdracht: lees uit je leesboek

Een leesboek

Nieuw Nederlands boek

Schrift en pen

Jeugdjournaal

Bedenk 2 inhoudelijke vragen

(waarop je zelf het antwoord ook weet)

Wat gaan we doen vandaag?

1. Mededelingen

2. Terugblik

3. Lesdoel deze les

4. Werkwoordelijk gezegde (zinsdelen)

5. Aan de slag & Numo

6.  Huiswerk en evaluatie

Mededelingen

Zijn er dingen die ik moet weten?

Terugblik

Ik kan het onderwerp in een zin vinden.

Zinsdelen

Delen van een zin die bij elkaar horen, de woordgroepen blijven bij elkaar staan als je de volgorde veranderd.

Het onderwerp

1. Iemand of een ding doet iets in de zin.

2. Het kan uit meerdere woorden bestaan.

3. Het onderwerp hoort bij de persoonsvorm

Hoe vind je het onderwerp?

1. Ga op zoek naar de persoonsvorm.

2. Vraag: wie / wat + persoonsvorm?

Het antwoord op die vraag is het onderwerp.

Huiswerk bespreken

Opdracht: 1, 2, 5 en 6 van blz. 204/205

Lesdoel

1. Ik kan het werkwoordelijk gezegde van de zin vinden. 

Zelfstandig aan de slag

Activatie van de voorkennis

- Maak het werkblad in stilte

- Vragen? Steek je vinger op

- Klaar? Lees in je leesboek

Het werkwoordelijk gezegde

Blz. 208

1. Het werkwoordelijk gezegde zegt wat er in de zin 'gebeurt'

2. Alle werkwoorden samen vormen het wg.

3. Ook de persoonsvorm hoort bij het wg (soms is dat de enige).

Voorbeeld

Morgen ga ik met mijn moeder lekker shoppen terwijl zij daar helemaal niet van houdt. 

Alle werkwoorden: welke woorden kunnen naar de verleden tijd?

ga/shoppen/houdt

Werkblad bespreken

Aan de slag

- Maak de opdrachten in stilte

- Opdracht: 2 t/m 5 van blz. 208/209

- Vragen? Steek je vinger op

- Klaar? Ga aan de slag in Numo

Numo

Ga in stilte aan de slag met je taak.

Lesdoel

1. Ik kan het werkwoordelijk gezegde van de zin vinden. 

Woordsoorten

1. Werkwoord

2. Lidwoord

3. Zelfstandig naamwoord

4. Bijvoeglijk naamwoord

5. Voorzetsel

Zinsdelen

1. Persoonsvorm

2. Onderwerp

3. Werkwoordelijk gezegde

Het verschil

Woordsoorten: elk woordje los in de zin

Zinsdelen: delen van de zin

Evaluatie

Wat ging er goed deze les? 

Wat ging er minder goed?

Wat heb ik geleerd?