Je kunt het verschil aangeven tussen redekundig en taalkundig ontleden.
Je kunt woordsoorten benoemen.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
P5.7 Grammatica Woordsoorten
Doel van de les:
Je weet wat taalkundig ontleden is.
Je kunt het verschil aangeven tussen redekundig en taalkundig ontleden.
Je kunt woordsoorten benoemen.
Slide 1 - Tekstslide
Taalkundig/redekundig ontleden
Ontleden betekent dat je iets in logische stukjes verdeelt en daarna aan ieder stukje een naam geeft. Bij Nederlands ontleden we zinnen. Dit kunnen we op twee manieren doen:
Taalkundig ontleden: we benoemen de woordsoorten van de woorden in een zin.
Redekundig ontleden: we benoemen de zinsdelen in de zin.
Slide 2 - Tekstslide
Woordsoorten?
Slide 3 - Woordweb
Woordsoorten
Lidwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord (hww, zww, kww)
Voorzetsel
Voegwoord
Telwoord
Slide 4 - Tekstslide
Woordsoorten
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
In paragraaf 5.6 leren we nog het aanwijzend voornaamwoord, het wederkerend voornaamwoord en het vragend voornaamwoord.
Slide 5 - Tekstslide
Aanwijzend voornaamwoord
wijst iets/iemand aan.
deze/die: staan voor of in plaats van een mannelijk of vrouwelijk zelfstandig naamwoord (de-woord) en alle meervouden.
dit/dat: staan voor of in plaats van een onzijdig naamwoord (het-woord).
Slide 6 - Tekstslide
Vul het juiste aanwijzend voornaamwoord in: .... meisje zit naast me in de klas.
A
Daar
B
Deze
C
Die
D
Dit
Slide 7 - Quizvraag
Wederkerend voornaamwoord
Een wederkerend werkwoord heeft een wederkerend voornaamwoord bij zich.
Het wederkerend voornaamwoord past zich aan het onderwerp aan.
Bijvoorbeeld: ik pas me aan, hij bekeert zich, wij vergissen ons
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het juiste wederkerende voornaamwoord in de volgende zin: Hij wast .....
Slide 9 - Open vraag
Vragend voornaamwoord:
Vraagt naar iets of iemand.
Er zijn vier vragende voornaamwoorden;
Wie/wat vormen alleen een zinsdeel.
Welk(e)/wat voor (een) worden meestal gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
Slide 10 - Tekstslide
Welke vier vragende voornaamwoorden kennen we?
Slide 11 - Open vraag
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
werkwoord
bezittelijk voornaamwoord
persoonlijk voornaamwoord
onthoud
planeten
Japanse
uw
jou
Slide 12 - Sleepvraag
www.jufmelis.nl
Op bovenstaande website staan heel veel oefeningen met betrekking tot de woordsoorten.
Slide 13 - Tekstslide
Werkblad
Je hebt een werkblad gekregen waarop alle woordsoorten (+afkortingen) staan. Vul in tweetallen op de stippellijntjes in wat je weet over de woordsoorten. Als je alles hebt ingevuld dan mag je je antwoorden controleren op blz. 249 van je boek.