Inleiding recht P1 - H1

Inleiding recht
Onderwijsperiode 1
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
RechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Inleiding recht
Onderwijsperiode 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Legal, Insurance & HR Services Specialist
Als Juridisch & HR Specialist weet jij alles over rechten op mbo-niveau. Jij helpt bij juridische vraagstukken. Jij weet alles over het toepassen van wet- en regelgeving op verschillende terreinen, zoals juridisch zaken, personeelszaken, bancaire zaken en verzekeringen. Je werkt met interne en externe klanten en bereidt adviezen voor in opdracht van je leidinggevende of een opdrachtgever.



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat brengt jou hier?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwijze
Voor het vak Inleiding recht heb je het volgende nodig:

1. Het Basisboek Juridisch 2022 (licentie via Boom Beroepsonderwijs);
2. De MBO wettenbundel editie 2024-2025;
3. Laptop;
4. Schrift en pen.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 1 Wat is recht?
Leerdoelen van dit hoofdstuk:

- Je kunt een omschrijving geven van het recht.
- Je kunt het doel van het recht beschrijven.
- Je kunt het verschil uitleggen tussen regels en rechtsregels.
- Je kunt de vijf rechtsgebieden benoemen en omschrijven.
- Je kunt de functies van het recht beschrijven.
- Je kunt het verschil tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon herkennen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maar eerst: wettenbundel!
Hoe werkt een wettenbundel?

Hoe schrijf je een wetsartikel? 
Artikelnummer, lid, sub en boek

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even starten met: 

Wanneer ben je meerderjarig volgens de wet? 

In welk wetsartikel staat dat in het wetboek omschreven?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: Wat mag je al?
1. Bekijk de leeftijdsladder op: https://www.kinderrechten.nl/jeugd/leeftijdsladder/?age=18-jaar
2. Beantwoord opdracht 5 (pag. 23 in het boek).

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Omschrijving van het recht
Het begrip ‘recht’ heeft twee betekenissen:
  1. recht als aanspraak (‘Ik heb recht op’). Het recht in deze betekenis gaat over iets wat je mag of wat je toekomt. 
  2. recht als geheel van regels.

Het recht is het geheel van regels dat op een bepaald moment geldt in een samenleving. De regels zijn eerlijk en rechtvaardig, maar dit hangt wel af van de normen en waarden van een samenleving in een bepaalde tijd. Waarden geven aan wat mensen belangrijk vinden, de normen zijn die regels die daarbij horen. Als de waarden en normen veranderen, dan verandert het recht ook


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind jij belangrijke waarden?

Slide 12 - Woordweb

Laat de studenten nadenken over hun eigen waarden en normen. Wat vinden zij belangrijk? Kies er eentje uit en zoek op of daar een wet over bestaat (bijvoorbeeld dat je niet mag stelen etc.) 
In welke situatie hebben jullie te maken gehad met recht?

Maak opdracht 2: (pag. 22 van het boek)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsregels
Niet alle regels zijn rechtsregels. Wat maakt een regel een rechtsregel?
Drie kenmerken: 
1. zijn gemaakt door de overheid
2. gelden voor iedereen
3. bij overtreding kun je naar de rechter


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gewone regel of rechtsregel?
Je mag niet door rood rijden
A
gewone regel
B
rechtsregel

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gewone regel of rechtsregel?
Bij ernstig wangedrag tijdens een voetbalwedstrijd krijgt de speler een rode kaart.
A
gewone regel
B
rechtsregel

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gewone regel of rechtsregel?
In de gemeente Breda mag de container niet eerder dan 21:00 uur op de stoep worden gezet .
A
gewone regel
B
rechtsregel

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn er rechtsregels?
* Georganiseerde samenleving
normatieve functie
instrumentele functie
aanvullende functie

* Rechtvaardige oplossing bij conflicten en overtredingen
geschiloplossende functie 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Georganiseerde samenleving
Verschillende soorten functies:
  • Normatieve functie: uitdrukking van waarden binnen samenleving (diefstal, mishandeling, moord). Bindend voor iedereen! Bij overtreding volgt een straf.
  • Instrumentele functie: overheid heeft besloten dat deze regels er moeten zijn om het gedrag van burgers te beïnvloeden (bijv, rechts rijden in het verkeer) 
  • Aanvullende functie: je mag zelf afspraken maken, maar als dat niet is gelukt, dan zijn er aanvullende regels (bijvoorbeeld bij een koopovereenkomst)


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtvaardige oplossing bij conflicten
Het recht heeft een geschiloplossende functie als er een geschil is tussen burgers, bedrijven, organisaties of met de overheid, dan helpt het recht. 

Een rechter bepaalt of iemand gestraft mag worden, welke straf wordt opgelegd of wat de oplossing is van een bepaald conflict. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rechtsregel waarin staat dat je aan de rechterkant van de weg moet rijden, heeft een ........ functie
A
Normatieve
B
Instrumentele
C
Aanvullende

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Personen in het recht
Natuurlijke personen en rechtspersonen





Rechtssubject: drager van rechten en plichten

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke personen vs. rechtspersonen
Bij het recht zijn natuurlijke personen en rechtspersonen betrokken.

Natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed die voor zichzelf handelen. Bijv.: trouwen, kopen, eigenaar zijn.

Rechtspersonen: juridische constructie die ervoor zorgt dat een bedrijf of organisatie handelingen in het recht kan verrichten. De stichting, de vereniging, de BV (besloten vennootschap) en de NV (naamloze vennootschap) zijn voorbeelden van rechtspersonen. Er zijn ook publiekrechtelijke rechtspersonen, bijv. de gemeente, de Staat, de Provincie.

Natuurlijke en rechtspersonen kunnen dus handelen in het privaatrecht. Ze kunnen eigenaar zijn van een stuk grond, koopovereenkomsten sluiten en werknemers aannemen.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke personen
bestaan door verwekking / geboorte!

Gewone natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed die handelen voor zichzelf, bijv. kopen iets voor thuis, huren een kamer om te wonen, trouwen)

Bedrijfsmatige natuurlijke personen
Mensen van vlees en bloed (handelen alleen of samen met andere natuurlijke personen onder een bedrijfsnaam):
eenmanszaak
maatschap
vennootschap onder firma (v.o.f.)
commanditaire vennootschap (c.v.)
Rechtspersonen (bedrijven of organisaties)

Privaatrechtelijke rechtspersonen: bestaan door notariële akte van oprichting
Commerciële rechtspersonen (doel: winst maken)
Besloten vennootschap (B.V.)
Naamloze vennootschap  (N.V.)
Coöperatie (bijv. Campina)
Onderlinge waarborgmaatschappij (gericht op verzekeringsovereenkomsten)

Ideële rechtspersonen (doel: ideëel, sociaal, maatschappelijk)
Stichting
Vereniging

Publiekrechtelijke rechtspersonen: bestaan door wetgeving (en art. 2:1 BW)
Staat, Provincie, Gemeente
Waterschap

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsfeiten
Gebeurtenissen, situaties en handelingen waardoor een rechtsgevolg ontstaat. Er zijn verschillende soorten rechtsfeiten:

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsfeiten
Handeling door een persoon met gepland rechtsgevolg
Sommige handelingen doe je met de bedoeling (vooraf!) om dat rechtsgevolg te bereiken. Dat is heel duidelijk als je een koopovereenkomst sluit of een huurovereenkomst. Deze handelingen heten rechtshandelingen.

Handeling door een persoon zonder gepland rechtsgevolg
Er zijn ook nog handelingen die wel een rechtsgevolg hebben, maar waarbij dat rechtsgevolg niet de bedoeling was. Denk aan schade aan auto's door een aanrijding. Dat heeft – hoewel onbedoeld - wel een rechtsgevolg, namelijk dat de veroorzaker van de schade deze schade moet betalen.

Geen handeling door een persoon, wél een rechtsgevolg
Door de enkele gebeurtenis van een overlijden of van een geboorte ontstaan er rechten en plichten in het recht. Het bewust handelen van een persoon is hier niet voor nodig. Natuurlijk worden kinderen niet zomaar geboren, maar het gaat erom dat het handelen van de ouders niet bedoeld was om een gevolg in het recht te laten ontstaan.


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort rechtsfeit?
Jij laat per ongeluk de laptop vallen van een medestudent
A
rechtshandeling
B
handeling zonder gepland rechtsgevolg
C
geen handeling, wel rechtsgevolg

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort rechtsfeit?
Jij slaat een arbeidsovereenkomst voor een bijbaantje bij de Jumbo.
A
rechtshandeling
B
handeling zonder gepland rechtsgevolg
C
geen handeling, wel rechtsgevolg

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsgebieden
Vijf rechtsgebieden:

1. Burgerlijk recht
2. Staatsrecht
3. Strafrecht
4. Bestuursrecht
5. Internationaal recht

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Burgerlijk recht
  • Ook wel civiel recht of privaatrecht genoemd;
  • Beschrijft de zakelijke en familierelaties in het recht tussen natuurlijke personen en rechtspersonen (BV, NV, stichting en vereniging);
  • Bestaat uit:
  1.  Vermogensrecht 
  2. Personen- en familierecht
  3. Rechtspersonenrecht 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogensrecht (privaatrecht)
Beschrijft relaties die 'op geld waardeerbaar zijn'. Dit zijn zakelijke relaties tussen personen of de zakelijke relatie van een persoon met een object.   

1. Het sluiten van een overeenkomst is een zakelijke relatie. Een overeenkomst is een juridische afspraak tussen 2 of meer personen over het leveren van een prestatie (koop- en arbeidsovereenkomst). Deze relaties tussen personen gaan over geld of je kunt er een waarde aan toekennen.

2. Als je eigenaar bent van een laptop dan bestaat er volgens het recht ook een juridische relatie tussen jou en de laptop. Aan deze relatie kun je ook een waarde toekennen. De laptop heeft immers een waarde.



Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personen- en familierecht (privaatrecht)
Behalve zakelijke relaties beschrijft het burgerlijk recht ook familierechtelijke relaties: relaties tussen familieleden, ouders en kinderen, echtgenoten.

In het personen- en familierecht vind je regels over ouderschap en relaties (het huwelijk en geregistreerd partnerschap), maar ook het recht op een voor- en achternaam. 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechtspersonenrecht (privaatrecht)
Rechtspersonen zijn bedrijven, organisaties en instellingen die, net als mensen van vlees en bloed, zakelijke relaties met personen kunnen aangaan en eigenaar kunnen zijn

Bijvoorbeeld: Een stichting huurt gebouw voor opvang van dieren.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staatsrecht (publiekrecht)
  • Beschrijft hoe de Nederlandse staat is georganiseerd;
  • Geeft regels over hoe de instanties van de overheid (het rijk, provincie en gemeente) worden gekozen of benoemd en wat hun taken en bevoegdheden zijn;
  • Ook de rechten van burgers in ons land vind je in het staatsrecht (het kiesrecht)



Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strafrecht (publiekrecht)
Beschrijft verboden gedragingen (gedrag) en regels voor politie en justitie bij de opsporing en veroordeling van verdachten.

Denk aan regels wanneer een verdachte mag worden aangehouden, hoe een rechtszaak verloopt en welke rechten een verdachte heeft.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuursrecht (publiekrecht)
Beschrijft hoe de overheid haar bestuurstaak moet uitoefenen. In Nederland wordt dit door allerlei overheden gedaan. 

Bijvoorbeeld: het bouwen van scholen, aanleggen van wegen, afgeven van vergunningen, studiefinanciering verlenen, belasting heffen en uitkeringen toekennen.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Internationaal recht
Beschrijft de verhouding tussen Nederland en andere landen en de positie van Nederland in internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties (VN) en  de Europese Unie (EU).

Bijvoorbeeld: regels over het bewaken van onze grenzen, de vergoeding voor een vertraagde vlucht, erkennen van buitenlandse opleidingen. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
1. Maak opdrachten 4, 6 en 7 uit het boek 'Basisboek Juridisch''
2. Maak SPL opdracht 316 over 'Rechtsgebieden'.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies