6.1.3 volt. dw, hww en komma

6.1.3 volt. dw, hww en komma
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

6.1.3 volt. dw, hww en komma

Slide 1 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (hww) en voltooid deelwoord (volt. dw)
Een hulpwerkwoord staat samen met een ander werkwoord in de zin. Hij heeft een beetje hulp nodig om wat te betekenen. 
(bijv. hebben of zijn)

Een voltooid deelwoord is een werkwoord dat zegt dat iets voltooid is. Staat altijd met een hww in de zin. 
(vaak met ge-, be-, of ver-,)

Slide 2 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (hww) en voltooid deelwoord (volt. dw)

Wij hebben een lied voor Milo gezongen.

Wij zijn op vakantie geweest.

Wij worden voor een misdaad gezocht.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het hww in de zin?
Gisteren heb ik gefietst.

Slide 4 - Open vraag

Wat is het hww in de zin?
Toen is mijn spaak gebroken.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het hww in de zin?
Mijn vader heeft het wiel gemaakt.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het hww in de zin?
Hij heeft gelijk de ketting gesmeerd.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het hww in de zin?
Hij is er een half uur zoet mee geweest.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het volt. dw in de zin?
Dat heeft hij goed gedaan!

Slide 9 - Open vraag

Wat is het volt. dw in de zin?
Ik ben meteen op de fiets gesprongen.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het volt. dw in de zin?
Gisteren ben ik optijd naar huis gegaan.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het volt. dw in de zin?
Onderweg heb ik een euro gevonden.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het volt. dw in de zin?
Daarna ben ik snel doorgefietst.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het volt. dw in de zin?
Ik heb de euro in mijn spaarpot gestopt.

Slide 14 - Open vraag

Komma
Een komma geeft een korte rust in de zin. 
Je schrijft een komma voor een voegwoord (behalve bij en / of)

Maar.....

Slide 15 - Tekstslide

Komma
Een komma schrijf je ook bij een opsomming.

Bij een opsomming worden dingen achter elkaar genoemd. Achter elk deel van de opsomming komt een komma. 

Mijn vader pakt een boek, een tijdschrift en de krant.

Slide 16 - Tekstslide

Schrijf de zin goed op:
Waar zijn Frans Emma en Ben?

Slide 17 - Open vraag

Schrijf de zin goed op:
Ik neem mijn schoen bal fles en koffer mee.

Slide 18 - Open vraag

Schrijf de zin goed op:
Ik ruim mijn jas sjaal muts en handschoenen op.

Slide 19 - Open vraag

Dus....
Een komma schrijf je: 
1. voor een voegwoord 
2. bij een opsomming

Slide 20 - Tekstslide