Hoofdstuk 2

Effectief leiding geven hangt af van:

• Kwaliteiten
• Het werk wat verricht moet worden.
• Hoe snel veranderen de omstandigheden. 

Het geven van opdrachten:

• Indien je medewerkers opdrachten geeft moeten ze op de hoogte zijn met welk doel ze dit doen. 
• Gemeenschappelijke doelen zorgen voor  een sterker TEAM.

Coördineren

• Het op elkaar afstemmen van verschillende taken.
• Je stemt bedrijfsprocessen op elkaar af.
• Inkoop op verkoop en verkoop op logistiek.

Controleren en organiseren

• Controleren doe je naar aanleiding van gestelde doelen.
• Ben je van koers dan doe je aanpassingen
• PDCA-cyclus Deming (hoofdstuk 1) 
• Organiseren van bijeenkomsten ( werkoverleggen)

Wat doet een leidinggevende?

Is leiding geven hetzelfde als effectief leidinggeven?

Leiding geven aan 40 medewerkers en effectief leidinggeven aan 30 medewerkers.

SCOPE OF CONTROL 

Delegeren

• Je zet andermans kwaliteiten in om je ondernemingsdoelstellingen te behalen.
• Niet het afschuiven van vervelde taken.
• De eindverantwoording ligt bij degene die delegeert en je wilt op de hoogte gehouden worden.
• Goed delegeren kost tijd.
• Delegeren is controleren.

Bij delegeren moet ik niet:

• "er te veel boven op zitten"  laat het initiatief bij de medewerker.
• Je vraagt en controleert nooit weer
• de bevoegdheden aan banden leggen.

Spanwijdte

• Het aantal medewerkers waaraan een leidinggevende leiding geeft
• SPAN OF CONTROL

Indien de Scope of control te groot is:

• Stress
• Overbelasting
• Werk blijft liggen