a. Toen de batterij van z'n telefoon op was, werd ie zeg maar uh hij werd helemaal loco.
Uitleg: In de zin staan samentrekkingen (z’n), slordige uitspraak (ie), stopwoordjes (zeg maar,
uh) en sociaal dialect (loco).
b. Kom je morgen ook? Voetballen? Tien uur (afspreken) op het veldje bij de Kerkstraat.
Uitleg: Dit zijn korte, niet volledige zinnen. Zo ontbreekt er bijvoorbeeld een werkwoord in de
laatste zin. De zinnen zijn gericht op interactie.