Les 5 voor BW41 en BW42 (Schrijven 3F en woordenschat)

Welkom



Les 5 van periode 1
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom



Les 5 van periode 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw van deze les
*  Doelen van de les
*  Oefenen met woordenschat
*  Theoretische instructie over (het schrijven van) een betoog.
*  Zelfstandig werken  

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen van deze les:
  • Je kent de opbouw en de kenmerken van een betoog.
  • Je kunt een standpunt innemen over een stelling.
  • Je weet wat een argument is en kunt onderscheid maken tussen objectieve en subjectieve argumentatie.
  • Je oefent met het schrijven van een betoog.
  • Je oefent met woordenschat

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met woordenschat
 Ga naar ...

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga via Google naar  Socrative
 -  Klik op 'student login' 
 -  Vul in bij 'room name'   ->  willem572
 -  Vul je naam in en je kunt beginnen!




Gebruik je laptop.  Probeer het zo goed mogelijk te maken. Score telt niet mee. Je MAG Google gebruiken!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een betoog:
Tekstdoel: overtuigen     
Een schrijver van een betoog wil de lezer(s) overtuigen van zijn mening. 

Opbouw:
Inleiding:  standpunt (mening) (a.d.h.v.  een stelling) + situatie(schets)
Kern/middenstuk:   argumenten   (subjectief / objectief)  + tegenargument
Slot:  samenvatting van de belangrijkste argumenten + eventuele oproep



Slide 6 - Tekstslide

(eigen mening Schrijver, mening is onderbouwd met argumenten en feiten).
Verschil tussen een stelling een standpunt?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

standpunt/stelling + argument
Standpunt: hoe je over iets denkt (jouw mening).
Stelling: een uitspraak of bewering over een onderwerp. 

In het examen krijg je een stelling voor je neus.  Over deze stelling geef je je mening. Daarna ga je argumenten bedenken en beschrijven om anderen te overtuigen van jouw mening.

Argument: redenen om je standpunt duidelijk te maken, om een ander van jouw mening te overtuigen.  Voor elk argument schrijf je een nieuwe alinea.

Tegenargument: argument tegen het standpunt van de schrijver. Deze kan hij weerleggen om zijn overtuigingskracht te vergoten.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten argumentatie
Objectieve argumenten   (betrouwbaar)
 * gebaseerd op feiten en onderzoeksresultaten
      -->  controleerbare gegevens

Subjectieve argumenten   (mening)    'het is koud buiten'
  * gebaseerd op gevoelens, opvattingen, normen, waarden of ervaringen
     --> niet-controleerbare gegevens

Je kunt kijken op een thermometer of op een weersite op internet. Dit is dus een objectief argument. Of het buiten koud is, is subjectief. Jij vindt het misschien koud buiten, maar dit hoeft niet voor iedereen te gelden.

Slide 9 - Tekstslide

Bij een subjectief argument kan het dus zo zijn dat iemand een andere mening heeft en het niet eens is met jou!
Een uiteenzetting:
Het is een objectief artikel:  je geeft informatie over een onderwerp en legt deze informatie verder uit. Je geeft je mening niet.  

* Het schrijfdoel is informeren.
* Je geeft uitleg over één onderwerp.
* De inhoud bestaat uit feite(n)lijke informatie.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw:
In de inleiding van een uiteenzetting probeer je de aandacht van de lezer te trekken en introduceer je een verschijnsel of probleem.

In het middenstuk geef je feitelijke informatie over het onderwerp. Je geeft kenmerken, voorbeelden, oorzaken en gevolgen van het verschijnsel of probleem dat je in de inleiding hebt geïntroduceerd.

Het slot is een samenvatting van de informatie. Je kunt ook een conclusie geven. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Uiteenzetting (artikel) over   'beveiliging in luchthavens'    <- onderwerp
Schrijfdoel: informeren
Publiek: jongeren

Titel:
Wat wordt gedaan om de veiligheid bij de luchthavens te waarborgen?
inleiding (intro), middenstuk (informatie over onderwerp), conclusie (samenvatting of antwoord op de vraag (in de titel).


Slide 12 - Tekstslide

intro - aandacht v/d lezer.  Op televisie 
Voorbeeld van een inleiding
Stel dat er een terroristische dreiging is op Schiphol, je loopt in de terminal met je dochtertje van 4 en er is paniek. Vertrouw jij de veiligheid die dan geboden word? Of voel je je onveilig en raak je in paniek? Dit is geheel te danken aan de veiligheid op de luchthavens. Er worden op vele manieren geprobeerd om de luchthavens zo veilig mogelijk te maken, maar er zal maar eens wat gebeuren. Dan komt het neer op alle voorzorgsmaatregelen die de luchthaven getroffen heeft.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De opdracht van deze week: 
Het schrijven van een betoog over één van de vijf stellingen van de politiek-juridische dimensie


Opdracht 4 op bladzijde 5:  je hoeft verder niets te doen in CumLaude.

Klaar?   Mail ->  whazenbrink@deltion.nl 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies