1 De reiziger die het vervoerbewijs waarvan hij moet zijn voorzien desgevraagd ter controle niet toont of overhandigt, is op vordering van de vervoerder de vervoerprijs verschuldigd die geldt voor het traject tussen vertrekpunt en plaats van bestemming van de reiziger.
2 Onverminderd het eerste lid, is de reiziger op vordering van de vervoerder een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag verschuldigd indien hij: a. niet voldoet aan de in artikel 47, eerste lid, bedoelde verplichting,
b. het vervoerbewijs waarvan hij moet zijn voorzien desgevraagd niet toont of overhandigt,
c. een onbevoegd gewijzigd of anderszins bewerkt vervoerbewijs gebruikt,
d. een vervoerbewijs misbruikt of
e. de controle van vervoerbewijzen belemmert of verhindert.
3 Indien de vervoerder die gelegenheid biedt, betaalt de reiziger het bedrag, bedoeld in het tweede lid, terstond tezamen met de krachtens het eerste lid verschuldigde vervoerprijs.
4 Indien de reiziger de in het tweede en derde lid bedoelde bedragen terstond betaalt, is de vervoerder verplicht een betalingsbewijs af te geven, dat voor zover nodig tevens geldt als vervoerbewijs.
5 Indien de reiziger de in het tweede en derde lid bedoelde bedragen niet terstond betaalt, stelt de vervoerder hem in de gelegenheid deze bedragen alsnog te betalen binnen veertien dagen nadat het feit is geconstateerd. De vervoerder kan aan de reiziger een bewijs verstrekken op grond waarvan deze zijn reis kan aanvangen of voortzetten.
6 Indien de reiziger de in het tweede en derde lid bedoelde bedragen niet binnen de termijn, bedoeld in het vijfde lid, heeft betaald, stelt de vervoerder hem nogmaals in de gelegenheid deze bedragen, verhoogd met een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag aan administratiekosten, te betalen binnen veertien dagen na afloop van de termijn, bedoeld in het vijfde lid.