H3 Europa:
1 / 20
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ik heb zin in deze economie les!
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Als België een zwakke conjunctuur heeft spreken we van een ...
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur
Slide 3 - Quizvraag
Wat betekent conjunctuur?
A
Het is een ander woord voor economie
B
De schommelingen van de economische groei
C
De economie krimpt
D
De economie stijgt
Slide 4 - Quizvraag
In een hoge conjunctuur is de bezettingsgraad van de productiecapaciteit
A
Laag
B
Hoog
C
Geen verschil
Slide 5 - Quizvraag
Wat gebeurt er bij een laag conjunctuur?
Consumenten en bedrijven:
Consumenten en bedrijven:
A
investeren meer
B
stellen aankopen uit
C
investeringen blijven gelijk
D
gaan failliet
Slide 6 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een 'automatische conjunctuur stabilisator'.
Slide 7 - Open vraag
Werkloosheidsuitkeringen zijn
A
70% van het netto loon
B
70% van het bruto loon
Slide 8 - Quizvraag
Door werkloosheidsuitkeringen
A
heeft een werkloze relatief minder te besteden dan zonder uitkering
B
heeft een werkloze relatief meer te besteden dan zonder uitkering
Slide 9 - Quizvraag
Progressieve belastingen zorgen ervoor dat iemand met een stijgend bruto salaris
A
meer belasting gaat betalen in euro's
B
meer belasting gaat betalen in procenten
C
meer belasting gaat betalen in euro's en procenten
Slide 10 - Quizvraag
Door progressieve belastingen zullen mensen in een hoogconjunctuur (vergeleken met een laagconjunctuur)
A
procentueel meer netto-loon overhouden
B
procentueel minder netto-loon overhouden
Slide 11 - Quizvraag
Wat weet je over het gevangenedilemma?
Slide 12 - Open vraag
In een gevangenendilemma
A
kiezen spelers voor zichzelf
B
kiezen spelers voor het collectief belang
Slide 13 - Quizvraag
Door voor zich zelf te kiezen, onstaat er een...
A
sub-optimale situatie
B
optimale situatie
Slide 14 - Quizvraag
Welk begrip omschrijft 'Vooraf uitspreken wat je in een bepaalde situatie gaat doen en je daaraan houden'
A
dominante strategie
B
sub-optimaal evenwicht
C
sancties
D
zelfbinding
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de dominante strategie voor Peter als de andere wel betalen (de dominante strategie is waarbij de opbrengst het hoogste is)?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de dominante strategie voor Peter als de andere niet betalen (de dominante strategie is waarbij de opbrengst het hoogste is)?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de dominante strategie voor Anderen als Peter wel betaalt?
A
Ja
B
Nee
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de dominante strategie voor Anderen als Peter niet betaalt?
A
Ja
B
Nee
Slide 19 - Quizvraag
Dus wat is de uitkomst van dit spel?
A
10;10
B
-15;0
C
25;10
D
0;0
