Herhaling pv- gez- ow- lv-mv-bwb

Zinsdelen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel zinsdelen?
Hij en zijn vriendjes speuren naar een schat in het park
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gezegde 

Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin, dus ook de persoonsvorm.

Ik heb lekker gegeten met mijn moeder.





Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het onderwerp

je vindt het onderwerp door de volgende vraag te stellen:


wie of wat + het gezegde.

bijvoorbeeld:

henk eet een appel

wie eet?

henk = het onderwerp.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het lijdend voorwerp

je vindt het lijdend voorwerp door de volgende vraag te stellen:


wie of wat + gezegde + onderwerp

bijvoorbeeld:

eva speelt een spelletje

wat speelt eva?

een spelletje = het lijdend voorwerp

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het meewerkend voorwerp

je vindt het meewerkend voorwerp door de volgende vraag te stellen:

aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

bijvoorbeeld:

aniek heeft een cd gekocht voor lucas

voor wie heeft aniek een cd gekocht?

voor lucas = het meewerkend voorwerp

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
 Zin: Hij heeft Sanne voor haar verjaardag een mooi cadeau gegeven.
 
pv: heeft
(zinsdelen maken)
wg: heeft gegeven
ow: hij
lv: een mooi cadeau
mw: Sanne
bwb: voor haar verjaardag

Slide 9 - Tekstslide

Het onderwerp vindt je met de vraag:
wie/wat + gezegde? (wie heeft gegeven?)

Het lijdend voorwerp vindt je met de vraag: wie/wat + pv + ow + rest van gezegde? (wat heeft hij gegeven?)

Het meewerkend voorwerp vindt je met de vraag: aan/voor wie + pv + ow + lv + rest van gezegde? (aan wie heeft hij een cadeau gegeven?)

Deze bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vraag: waarom?
Bijwoordelijke bepaling

We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’.

 Alles wat je overhoudt, nadat je pv- wg- ow- lv- mv hebt gevonden, noem je bwb!


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Oefenen voor de toets in de toetsweek!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gezegde?
Eerst ben ik met een sombrero door de kamer gesprongen

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik vond ze heel lekker om te eten
ze =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
gezegde

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik durf haar niks te vragen
haar =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
gezegde

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp?

Lisa koopt limonade voor Eva
A
Lisa
B
koopt
C
limonade
D
voor Eva

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is het onderwerp in de volgende zin:
Rafi zoekt een bijzonder cadeautje bij de drogist

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Ik probeer je te bellen

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Hij wil het feestje afzeggen.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gezegde in deze zin:
Hij wil het feestje afzeggen.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
Gaandeweg vindt hij de goede woorden

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Hij koopt toch een cadeautje voor zijn moeder

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Romano wil aan Joan een goede sms sturen.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Per direct stuurt Joan hem een aardig bericht.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
Per direct stuurt Joan hem vanavond een aardig bericht.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de bijwoordelijke bepaling?
De leerlingen voeren een eindmusical op in de school.
A
voeren op
B
in de school
C
een eindmusical
D
de leerlingen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Haar karakter geeft Romano vertrouwen

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Haar karakter geeft Romano vertrouwen

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf zinsdelen
Gebruik het stencil stappenplan zinsdelen
Kijk het instructiefilmpje in de methode

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Extra oefenen
zie de volgende slide!

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies