Blok 3 t/m 5 spelling 3VM


- Uitleg meervouds-n bij verwijzingen

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


- Uitleg meervouds-n bij verwijzingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Spelling Blok 3 t/m 5:
- Je kunt samenstellingen op de juiste manier schrijven.
- Je weet wanneer je een -n schrijft achter woorden als alle(n), beide(n), sommige(n) etc.
- Je kunt citaten herkennen en schrijven volgens de regels.
- Je kunt komma's op de juiste manier gebruiken.



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een samenstelling?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een samenstelling van: bes + sap

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een samenstelling van: beer + hol

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een samenstelling van: beer + goed

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een samenstelling van: seconde + wijzer

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een samenstelling van: vitamine + pil

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een samenstelling van: kat + luik

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een samenstelling van: station + straat

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een samenstelling van: gala + avond

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een samenstelling van: spin + wiel

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meervouds - n bij verwijzingen
Wanneer schrijf je sommige(n), alle(n), enkele(n), andere(n), vele(n) etc.?
  1. Als er een zelfstandig naamwoord achter staat, schrijf je geen -n.                        Alle jongens hebben een voetbalbroek aan.
  2. Verwijst het woord naar personen, schrijf je het met -n.                   Sommigen van deze groep sporten liever in een jogging.
  3. Verwijst het woord niet naar personen, schrijf je het zonder-n.                      De boeken uit de mediatheek gaan alle mee naar beneden.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

UITZONDERING!
- Staat er geen zelfst. nw. achter, maar kun je dat wel  invullen? 
Dan schrijf je het zonder -n.
De meeste zitten op hun plek, want de leerlingen willen snel beginnen.

- Bij alle(n) en beide(n) vul je wel een -n in als het verwijst naar personen.
Meneer Biesheuvel en meneer Visser hebben iets gemeen. Ze geven beiden aardrijkskunde.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staat er een znw achter?
Nee
Heeft het woord
betrekking op personen?
Nee
Schrijf geen -n
Ja
Schrijf geen -n
Ja
Schrijf wel -n

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De fiets en scooter zijn... smerig.
A
beide
B
beiden

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stefan en Guido zijn ... smerig.
A
beide
B
beiden

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... van de boeken zijn te laat.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... van de leerlingen zijn te laat.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de kamer was onder... een luie kat
A
andere
B
anderen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de kamer was onder ... Froukje.
A
andere
B
anderen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze winkels gaan... verhuizen.
A
alle
B
allen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze gezinnen gaan... verhuizen.

A
alle
B
allen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Citaat en eigen zin
Directe rede: Je geeft de woorden die iemand zegt, letterlijk weer = een citaat.

Indirecte rede: je schrijft op wat iemand zegt, maar je geeft iemands woorden niet letterlijk weer. Eigen zin.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mirthe vertelde dat ze erg moe was.
A
eigen zin (indirect)
B
citaat (direct)

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jesse zei: 'Wanneer gaan we weer naar opa en oma?'
A
eigen zin (indirect)
B
citaat (direct)

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Wouter', riep Eline, 'ga je mee?'
A
eingen zin (indirect)
B
citaat (direct)

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een citaat (directe rede)
- Zet je tussen aanhalingstekens. 
Soorten zinnen:
  • Daan zei: 'Vandaag heb ik een lange dag op school.'
  • 'Ik moet straks nog boodschappen doen', zei Mariska. 
  • 'Morgen', zei meneer Blom, 'deel ik de toetsen uit.'
>>> Aanhalingstekens dus na de leestekens (.!?), 'behalve' als het citaat wordt onderbroken. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Schrijf een citaat (directe reden) bij de volgende zin:
De oude vrouw vroeg aan Sneeuwwitje of ze een mooie veter wilde kopen.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak van deze zin een eigen zin (indirecte rede):
De prins vroeg: "Wie is dat mooi meisje?"

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kommagebruik - het kan levens redden
Kom we eten opa!
Kom we eten, opa!

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout...

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout 

Waar ontbreekt de komma?

Wat doet dit met de betekenis van de zin?

Slide 34 - Tekstslide

De komma ontbreekt in de volgende zin:
'Ben je minimaal 15 jaar beschikbaar op twee avonden en op zaterdag.'
 
De komma moet achter '15 jaar'. Zo dus: Ben je minimaal 15 jaar, beschikbaar op twee avonden en op zaterdag?

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.


Tussen de delen van een opsomming in een zin. Voor en en of schrijf je geen komma.

Wil je koffie, thee of iets anders?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tussen twee persoonsvormen in een zin die niet bij elkaar horen.

Als ik deze rekening betaal, verrekenen we het wel.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor of na een aanhef, uitroep of naam.
Jeroen, kom je zo?
Kom we eten, opa.
Hallo, kan ik u helpen?

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor de signaalwoorden maar, want, omdat, doordat, tenzij, mits, zodat, zodra
Het regent, maar ik moet nog naar huis.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neem de zin over en voeg eventueel een komma toe.
Mijn lievelingsvakken zijn Nederlands Engels en tekenen.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Neem de zin over en voeg eventueel een komma toe.
Als het niet regent gaan we met de fiets.

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Neem de zin over en voeg eventueel een komma toe.
Bah het stinkt hier!

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Neem de zin over en voeg eventueel een komma toe.
Ik ga snel naar huis want ik moet om vier uur sporten.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 43 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies