In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij AK
Boeken, schrift en een pen op tafel!
Telefoon weg :-)
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Bespreken paragraaf 1.1.
(klassikale oefening / zelfstandig werken)
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kent een aantal factoren die een verklaring vormen voor de verdeling van de welvaart in de wereld. Je kent de nadelen van het bnp/hoofd als maatstaf om de welvaart te meten. Je weet hoe het wereldbeeld er voor een aantal economische kenmerken uitziet. Je weet welke indicatoren (maatstaven) je kunt gebruiken om landen met elkaar te vergelijken en om de wereld in te delen in groepen van landen. Je begrijpt het verband tussen de verschillende economische patronen op de wereldkaart. Je begrijpt de beperkingen van kenmerken op nationaal niveau voor gebruik op een lager schaalniveau. Je kunt landen die verschillen in ontwikkelingsgraad op een aantal terreinen met elkaar vergelijken.
Slide 3 - Tekstslide
Bedenk 2 redenen waarom er een verdeling is van arm en rijk op aarde?
Slide 4 - Open vraag
1
2
3
4
A. Formele sector
B. Informele sector
Welvaart
Welzijn
Slide 5 - Sleepvraag
Welvaart
Welzijn
BNP/ hoofd
Koopkracht
Verdeling beroepsbevolking
Levensverwachting
Alfabetiseringsgraad
VN ontwikkelingsindex
Slide 6 - Sleepvraag
Meten van welvaart
BNP per hoofd van de bevolking
BNP = de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land in een jaar.
BNP per hoofd van de bevolking = BNP : aantal inwoners van het land.
Slide 7 - Tekstslide
Meten van welvaart
Samenstelling beroepsbevolking
De verdeling van de mensen over de drie sectoren: primair (landbouw), secundair (industrie) en tertiair (diensten).
hoe rijker een land, des te groter de dienstensector en des te kleiner de landbouwsector is.
hoe armer een land, des te groter de landbouwsector en des te kleiner de dienstensector is.
Slide 8 - Tekstslide
Minder welvarend land
Welvarend land
Slide 9 - Sleepvraag
VN-ontwikkelingsindex
Ook wel Human Development index (HDi).
Meet het welzijn op: inkomen, alfabetideringsgraad (of analfabetisme), levensverwachting.
Ook wordt vaak gekeken naar toegang tot schoon drinkwater, onderwijs en gezondheidszorg, de voedselsituatie en beschikbaarheid telefoon/computer.
HDi is beter dan BNP per hoofd - het is een samengestelde index, dus het kijkt naar meerdere aspecten i.p.v. alleen het BNP per hoofd.
Slide 10 - Tekstslide
Getal van 0 tot 1. Hoe beter het welzijn, des te hoger het getal (1). Verband tussen welzijn en welvaart?
Slide 11 - Tekstslide
Nadeel BNP als maatstaf
BNP wordt vaak uitgedrukt in dollars. De dollar is echter niet overal evenveel waard. Oplossing: BNP corrigeren naar koopkracht (hoeveel kun je van een dollar kopen?);
Informele sector wordt niet meegenomen;
BNP is een gemiddelde: het zegt niet over de verschillen tussen mensen (sociale ongelijkheid);
BNP laat ook geen regionale ongelijkheid zien (= onrechtmatige verschillen in welvaart tussen gebieden).
Slide 12 - Tekstslide
Heeft Marokke een grote sociale ongelijkheid? Leg je antwoord uit!
Slide 13 - Open vraag
Is hier sprake van regionale ongelijkheid of sociale ongelijkheid?
Slide 14 - Tekstslide
Regionale verschillen?
Wil je regionale verschillen beter zien, dan moet je 'inzoomen', dus veranderen van schaalniveau. Van mondiaal (wereld) naar continentaal, nationaal,regionaal of lokaal
Slide 15 - Tekstslide
Vragen?
vragen?
Slide 16 - Tekstslide
Aan de slag!
Maken van 1.1: opdracht 1,2,3 & 6
Bij een aantal vragen (2c en 6) moet je de atlas gebruiken. Er staan twee kaarten zoals GB 87/GB 89. Eerste kaart is 54e editie van de atlas, tweede kaart is de 55e editie (die gebruik je ook!)
Samen (als je wilt): 2C, 3D en 6. (komen we hier niet aan toe, dan zullen deze opdrachten volgende les besproken worden)
Slide 17 - Tekstslide
Afsluiting
Je kent een aantal factoren die een verklaring vormen voor de verdeling van de welvaart in de wereld. Je kent de nadelen van het bnp/hoofd als maatstaf om de welvaart te meten. Je weet hoe het wereldbeeld er voor een aantal economische kenmerken uitziet. Je weet welke indicatoren (maatstaven) je kunt gebruiken om landen met elkaar te vergelijken en om de wereld in te delen in groepen van landen. Je begrijpt het verband tussen de verschillende economische patronen op de wereldkaart. Je begrijpt de beperkingen van kenmerken op nationaal niveau voor gebruik op een lager schaalniveau. Je kunt landen die verschillen in ontwikkelingsgraad op een aantal terreinen met elkaar vergelijken.