Unit 2 - y7

1. Wat heb je deze unit al geleerd? 
2. Herhaling adjectieven.
3. Huiswerk bespreken.
4. Nieuwe woorden oefenen. 

Bonus: tekst lezen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

1. Wat heb je deze unit al geleerd? 
2. Herhaling adjectieven.
3. Huiswerk bespreken.
4. Nieuwe woorden oefenen. 

Bonus: tekst lezen

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je deze unit al geleerd?

Slide 2 - Woordweb

Jan Smit is een beroemd/ beroemde zanger (de zanger)
A
beroemd
B
beroemde

Slide 3 - Quizvraag

Koningin Maxima is een fascinerend/ fascinerende vrouw (de vrouw)
A
fascinerend
B
fascinerende

Slide 4 - Quizvraag

Mijn opa is een oud/ oude man (de man)
A
oud
B
oude

Slide 5 - Quizvraag

Adjectieven met -e
'een oude opa'

Slide 6 - Woordweb

Mijn vriendin is een aardig/aardige en lief/ lieve meisje (het meisje)
A
aardig en lief
B
aardige en lieve

Slide 7 - Quizvraag

De kleermaker werkt aan een nieuw / nieuwe ontwerp voor een
jurk. (het ontwerp)
A
nieuw
B
nieuwe

Slide 8 - Quizvraag

De minister-president draagt een net / nette pak. (het pak)
A
net
B
nette

Slide 9 - Quizvraag

Adjectieven zonder -e
'een aardig, lief meisje'

Slide 10 - Woordweb

De prinses draagt een goud / goude / gouden kroon. (de kroon)
A
goud
B
goude
C
gouden

Slide 11 - Quizvraag

De jongen heeft een wol / wolle / wollen sjaal om. (de sjaal)
A
wol
B
wolle
C
wollen

Slide 12 - Quizvraag

Adjectieven -en
'wollen sjaal'

Slide 13 - Woordweb

Voor 'de-woorden' komt altijd
Voor het- woorden komt soms 
Adjectieven die gaan over stoffen of materialen zoals; wol, goud... 
een adjectief met een -e
een adjectief met een -e. 
krijgen een -en uitgang.

Slide 14 - Sleepvraag

Oefening 5

Slide 15 - Tekstslide

1. Zij draagt een ______________ broek. (blauw – de broek)

Slide 16 - Open vraag

2. Hij draagt een ______________ t-shirt. (groen – het T-shirt)

Slide 17 - Open vraag

3. Ik heb een _____________ sjaal om. (rood – de sjaal)

Slide 18 - Open vraag

4. Mijn oma heeft een _______________ armband om. (zilver – de armband)

Slide 19 - Open vraag

5. Mijn zusje draagt ________________ laarzen voor de regen. (rubber – de laarzen)

Slide 20 - Open vraag

6. Ik draag een _____________ muts in de winter. (warm – de muts)

Slide 21 - Open vraag

7. Mijn tante heeft een _____________ hoed met veel kleuren. (vrolijk – de hoed)

Slide 22 - Open vraag

8. Mijn boek zit in mijn _____________ tas. (grijs – de tas)

Slide 23 - Open vraag

Oefening 6

Slide 24 - Tekstslide

1. Het ............................................... haar (het).

Slide 25 - Open vraag

2. Hij heeft een ...................................... gebit (het) .

Slide 26 - Open vraag

3. De ................................. lippen (de).

Slide 27 - Open vraag

4. Hij heeft een ................................... (leather) broek (de) aan

Slide 28 - Open vraag

5. Zij dragen .................................... kleding (de).

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Link

Slide 31 - Link

Slide 32 - Link