HIN Cursus 7, 3TB §3 afkortingen

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Tekst
startopdracht
Herschrijf de volgende zinnen met de juiste afkortingen.
Ik heb een afspraak in verband met mijn toets over hoofdstuk 2.
De trein van de Nederlandse Spoorwegen rijdt 10 kilometer per uur.
Ik moet het werkstuk zo spoedig mogelijk inleveren bij de leraar.
Een kilo bananen kost 3 euro, inclusief belasting over de toegevoegde waarde.
Schrijf een kort WhatsApp-bericht of e-mail van 4-5 zinnen waarin je ten minste 5 afkortingen gebruikt. Bijvoorbeeld over school, boodschappen doen of een afspraak maken.
A. 
B. 
timer
7:00

Slide 2 - Tekstslide

Tekst
startopdracht
Ik heb een afspraak i.v.m. mijn toets over hfdst. 2.
De trein van de NS vertrekt om 10 km/u."
Ik moet het werkstuk z.s.m. inleveren bij de leraar.
Een kilo bananen kost €3, incl. btw."

Schrijf een kort WhatsApp-bericht of e-mail van 4-5 zinnen waarin je ten minste 5 afkortingen gebruikt. Bijvoorbeeld over school, boodschappen doen of een afspraak maken.
A. 
B. 
timer
7:00

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
  • Startopdracht
  • Herhaling afkortingen 
  • Zelfstandig werken 
  •  Nakijken opdracht 1 en 2
  • Afsluiting

    vanmiddag: coachgesprekken.
    Vanavond: ouderavond vakkenkeuze.  Volgende week: LOC-gesprekken. 

Slide 4 - Tekstslide

Doel vd les
* Ik kan afkortingen goed spellen en gebruiken.


Slide 5 - Tekstslide

Welke van de volgende afkortingen is correct geschreven volgens de regels?
A
n.a.v. (naar aanleiding van)
B
KLM (Koninklijke Luchtvaart Maatschappij)
C
H.B.O. (Hoger Beroepsonderwijs)
D
Kg (kilogram)

Slide 6 - Quizvraag

§3: afkortingen - drie regels
1. afkortingen van namen van bedrijven, organisaties en landen schrijf je met hoofdletters.
2. Afkortingen waarvan je de woorden volledig uitspreekt, schrijf je met punten.
3. De meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters zonder punten

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga naar Nieuw Nederlands cursus 7 
* §3 Afkortingen: maak opdracht 3 en 4 op blz. 196 en 197

Klaar? Ga in je leesboek lezen. 
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Huiswerk bespreken ( 1 en 2 )
Heb je het huiswerk over afkortingen gemaakt? 


✅ Gemaakt? Dan heb je weer een stap gezet in je taalvaardigheid!
✅ Nog vragen? Geen stress, we bespreken het samen in de les.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Vragende voornaamwoorden
  • Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vrag.vnw):
    wie, wat, welk(e), wat voor (een).

  • Een vrag.vnw staat meestal aan het begin van een vraag. Welke spieren train je met hardlopen?

  • Wanneer een vrag.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.

    Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen
    Wie komen er vanavond op je verjaardag, weet jij dat?
    Wie = vragend voornaamwoord



Heb je nog vragen?

Slide 12 - Tekstslide

Doel vdles
* Ik kan afkortingen goed spellen en gebruiken.


Slide 13 - Tekstslide

Is het doel behaald? Zo niet: wat vind je nog lastig?

Slide 14 - Open vraag

Tot morgen!
Tot morgen!

Slide 15 - Tekstslide