6.8 t/m 6.16

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welkom

Leerlingen van 

G3 A en B.

Wat gaan we doen deze les?

• Toets bespreken
• Herhaling
• Uitleg
• Maken opdrachten 6.8 t/m 6.16

Voor het bespreken:

• Je krijgt je toets terug
• Controleer je aantal punten in de kantlijn
• Controleer je cijfer met de formule op het bord
• Wacht rustig tot we gaan beginnen

Tijdens het bespreken:

• We zijn stil
• Individuele vragen bewaar je tot na het bespreken
• Klassikale vragen mogen wel (vinger opsteken, niet gaan roepen)

Ik kom na het bespreken bij iedereen langs

Wat is een markt?

Als jij naar de bioscoop gaat, is de bioscoopeigenaar dan een vrager of aanbieder?

1. Vrager
2. Aanbieder
3. Geen van beide

Als de bioscoopeigenaar een nieuwe film koopt bij een filmmaker, is hij dan een vrager of aanbieder?

1. Vrager
2. Aanbieder
3. Geen van beide

Hoe meer aanbieders er op een markt zijn...

1. ...hoe groter de concurrentie is (en dus een hogere prijs voor een product).
2. ...hoe kleiner de concurrentie (en een hogere prijs voor een product).
3. ...hoe groter de concurrentie (en een lagere prijs voor een product).
4. ...hoe kleiner de concurrentie (en een lagere prijs voor een product)

Wat is het verschil tussen goederen en diensten?

1. Goederen kan je kopen in een winkel, een dienst niet
2. Goederen worden in combinatie gekocht met diensten
3. Goederen zijn tastbaar, diensten niet
4. Diensten moet je aanvragen

Vraaglijn

Vraaglijn: geeft het verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid

Vraagfunctie: Qv = -20P + 100

Qv = aantal gevraagde producten

P = de prijs van het product in euro’s

• Wat is betalingsbereidheid?
• De prijs die vragers maximaal bereid zijn te betalen

Aanbodlijn

Aanbodlijn: geeft het verband tussen prijs en de aangeboden hoeveelheid

Aanbodfunctie: Qa = 40P – 50

Qa = aantal aangeboden producten

P = de prijs van het product in euro’s

• Wat is leveringsbereidheid?
• De prijs die aanbieders minimaal voor hun product vragen

Marktevenwicht

• Wanneer vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn, is er een marktevenwicht = Qv=Qa

• Zo kan je de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid berekenen.

Ga aan de slag!

Maak opdracht 6.8 t/m 6.12

Tijd: 10 minuten

Je mag zachtjes overleggen in tweetallen

Hierna gaan we verder met het volgende stuk uitleg

Consumeren en investeren

• Consumeren: het kopen van goederen of diensten door gezinnen.

• Investeren: Het kopen door bedrijven van goederen en diensten die ingezet worden bij het productieproces.
  

Primaire goederen
=
zijn goederen die noodzakelijk zijn om te leven


Noem een voorbeeld?

Beide goederen zullen anders

Luxe goederen
=
niet noodzakelijk goederen om te kunnen leven


Noem een voorbeeld?

reageren op een prijsverandering

    Primaire goederen

                    =

zijn goederen die noodzakelijk zijn om te leven

Noem een voorbeeld?

          Luxe goederen

                        =

niet noodzakelijk goederen om te kunnen leven

Noem een voorbeeld?

Beide goederen zullen anders op een prijsverandering reageren

Ga aan de slag!

Maak opdracht 6.8 t/m 6.16

Dit is het huiswerk voor de volgende les

Tijd: tot het eind van de les

Je mag fluisterend overleggen