Na deze les weet je zinnen zo kunt formuleren dat woorden die bij elkaar horen, bij elkaar staan
Slide 2 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Een tekst leest gemakkelijker als woorden of zinsdelen die bij elkaar horen, dicht bij elkaar staan. Hier vind je een paar tips:
- Zet geen lange bijvoeglijke bepaling tussen het lidwoord, aanwijzend voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Slide 3 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Niet: Een veel op sociale media aanwezige en groot publiek hebbende persoon, noemen we ook wel een influencer.
Wel: Een persoon die veel op sociale media aanwezig is en een groot publiek heeft, noemen we ook wel een influencer.
Slide 4 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
- Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar. Gebruik in lange zinnen dus liever wanten maardan omdat en hoewel, want na want en maar staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar.
Niet: Veel jongeren zouden graag influencer willen zijn, hoewelze waarschijnlijk niet aan de nadelen van het gebrek aan privacy denken.
Wel: Veel jongeren zouden graag influencer willen zijn, maarze denken waarschijnlijk niet aan de nadelen van het gebrek aan privacy.
Slide 5 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
- Zet de persoonsvorm zo dicht mogelijk bij de andere werkwoorden van het gezegde.
Niet: Influencers kunnen door de commentaren bij hun berichten onzeker worden.
Wel: Influencers kunnen onzeker worden door de commentaren bij hun berichten.
- Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.
Niet: Een influencer zal zijn bekendheid niet zomaar op kunnen geven.
Wel: Een influencer zal zijn bekendheid niet zomaar kunnen opgeven.
Slide 6 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 7 - Link
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 8 - Tekstslide
Aan de slag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Maken:
Cursus 6-§ 5-
blz. 242
opdr. 1 t/m 4
Staat er: markeer, omcirkel of onderstreep in de opdracht, dan mag je het MET POTLOOD in je werkboek maken.