par. 6 NN Formuleren: trappen van vergelijking en als / dan

Nieuw Nederlands par. 6  
Herhalen par. 2 verbanden tussen zinnen
Nieuw par. 6 Trappen van vergelijking

Taalverzorging fomuleren


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nieuw Nederlands par. 6  
Herhalen par. 2 verbanden tussen zinnen
Nieuw par. 6 Trappen van vergelijking

Taalverzorging fomuleren


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je kent 8 tekstverbanden en de bijpassende signaalwoorden
Je kent de trappen van vergelijking
Je weet wanneer je als en dan moet gebruiken
Je weet wanneer je ik/mij en hij/hem moet gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

tijdsverloop/chronologie: vroeger, later, eerst, nadat
opsommend; en, verder, ook nog
tegenstellend: maar, echter, hoewel
voorbeeldgevend: bijvoorbeeld, zoals
conclusie/samenvatting: dus, kortom, daarom
redengevend: omdat, want, dankzij
oorzaak-gevolg: daardoor, dankzij
voorwaarde: als (...dan), wanneer, mits, tenzij

Alle 8 herkennen en signaalwoord erbij!

Slide 4 - Tekstslide


Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Een verband om je been met namen erop geschreven.

Slide 5 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband 'tijdsvolgorde'?
A
terwijl
B
daarnaast
C
toch
D
mits

Slide 6 - Quizvraag

Hij houdt van pasta, maar zij houdt meer van pizza.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdvolgorde (chronologie)
D
voorbeeld

Slide 7 - Quizvraag

Ik zal blij zijn als jullie allemaal een voldoende halen voor de toets.
A
opsommend
B
voorwaarde
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het tekstverband in deze zin?

Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.

A
Oorzaak en gevolg
B
Redengevend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Maak de zin langer
Als je de zin aanvult met een passende persoonsvorm (werkwoord), dan kun je het horen:
Robin is net zo sterk als hij/hem.
Robin is net zo sterk als hij is. (dus hem kan echt niet)
*Robin is net sterk als hem is.
Hij is sterker dan ik/mij. Hij is sterker dan ik (ben).

Slide 15 - Tekstslide

Maak de zin langer
Soms kan het allebei, maar dan is er een andere betekenis!
Boris vindt Merel aardiger dan mij. (Boris vindt Merel aardiger dan hij mij vindt. Alleen Boris is de aardigvinder)
Boris vindt Merel aardiger dan ik. (Boris vindt Merel aardiger dan ik haar vind. Boris en ik zijn allebei aardigvinders) 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen onderstaande zinnen? 
We gaan sneller versoepelen als er goeie cijfers zijn.

We gaan sneller versoepelen dan er goeie cijfers zijn. 

Slide 17 - Tekstslide

Als of dan?
Ik vind voetbal net zo leuk ................ basketbal.

A
dan
B
als

Slide 18 - Quizvraag

Die rode trui vind ik mooi/mooier als/dan die blauwe.

A
mooier als
B
mooi als
C
mooier dan
D
mooi dan

Slide 19 - Quizvraag

Als of dan?
Mijn broertje is even dapper .............. ik.
A
dan
B
als

Slide 20 - Quizvraag

Als of dan?
Ik ben dapperder .............. mijn moeder.

A
als
B
dan

Slide 21 - Quizvraag

Als of dan?
Ik vind volleybal leuker ...............voetbal.

A
als
B
dan

Slide 22 - Quizvraag

Boontjes vind ik net zo ........... ........... doperwten.

A
lekker dan
B
lekker als
C
lekkerder dan
D
lekkerder als

Slide 23 - Quizvraag

Onze televisie is even ............... ................... jullie televisie.

A
groot dan
B
groter als
C
groot als
D
groter dan

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

Welke zin is goed geformuleerd?
A
Hij vindt jou leuker dan ik.
B
Hij vindt jou leuker als ik.

Slide 26 - Quizvraag

Hij vindt haar net zo leuk als/dan mij/ik.

A
als mij
B
als ik
C
mag allebei, maar dan betekent het iets anders

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag
Wat: Maken Formuleren par. 2 opdracht 1 t/ m 4 en opdracht 7, blz. 241
Hoe: Zelfstandig in stilte in je boek
Hulp: Theorie op blz. 240
Tijd: 15 minuten
Uitkomst: Zo nabespreken
Klaar: Tekstverbanden par. 2 blz. 232 leren!

Slide 28 - Tekstslide