Persoonsvorm meervoud - enkelvoud

Nederlands
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Persoonsvorm enkelvoud of meervoud.

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het eind van deze les weet je:
hoe je de persoonsvorm in de zin moet schrijven 
en 
of het onderwerp enkelvoud of meervoud is.

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm
Wat is een persoonsvorm?

Hoe vind ik een persoonsvorm?

Slide 4 - Tekstslide

De persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm is de vervoegde vorm van het werkwoord. De persoonsvorm past zich aan aan het onderwerp van de zin.
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
  • Elke zin heeft altijd één persoonsvorm.
  • Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de persoonsvorm.
  • Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het werkwoord dat is veranderd is de persoonsvorm. 
  • Je kunt er ook een vraagzin van maken, dan staat de pv vooraan.



Slide 5 - Tekstslide

Onderwerp
1. Wie /wat doet iets?
2. Wie/wat + wwg?
Onderwerp en persoonsvorm horen bij elkaar!
Onderwerp enkelvoud? --> persoonsvorm enkelvoud!
Onderwerp meervoud? --> persoonsvorm meervoud!

Het meisje loopt.                  De meisjes lopen.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud ?
De persoonsvorm en het onderwerp horen bij elkaar.

Als het onderwerp enkelvoud is,
dan is de persoonsvorm ook enkelvoud.

Is het onderwerp meervoud,
dan is de persoonsvorm ook meervoud.

Slide 7 - Tekstslide

persoonsvorm enkelvoud of meervoud?

1. De politie staakt/staken.
2. De kudde koeien loopt/lopen.
3. De groep scholieren    fietst/fietsen
4. De docenten kijkt na/kijken na.
5. Het team vergadert/vergaderen.
6. De brandweermannen blust/blussen
7. De brandweer blust/blussen

Slide 8 - Tekstslide

persoonsvorm
onder-

werp

Slide 9 - Tekstslide

Uitzondering
Soms lijkt een zin meervoud, maar dan staat de persoonsvorm toch in het enkelvoud.

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer?
Vooral bij dieren komt het voor. 
Dan bedoel je meerdere dieren, maar is het enkelvoud.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden
een wolf
een roedel
een vis
een school
een leeuw
een troep
een schaap
een kudde
een bij
een zwerm
een mier
een kolonie
een duif
een vlucht

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in de zin:
Een groep wielrenners viel/vielen vlak voor de finish.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed ?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag!

Slide 16 - Tekstslide