6.3 Immuniteit

6.3 Immuniteit
Lesdoelen:
  • Je kunt beschrijven op welke manier immuniteit kan ontstaan. 
  • Je kunt de verschillen tussen actieve, passieve, kunstmatige en natuurlijke immuniteit benoemen. 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

6.3 Immuniteit
Lesdoelen:
  • Je kunt beschrijven op welke manier immuniteit kan ontstaan. 
  • Je kunt de verschillen tussen actieve, passieve, kunstmatige en natuurlijke immuniteit benoemen. 

Slide 1 - Tekstslide

Immuniteit
De tijd tussen binnendringen en ziekteverschijnselen krijgen, noemt men incubatietijd
De vorming van antistof na het eerste contact noemt men de primaire reactie. Door de aanwezigheid van geheugencellen worden antistoffen snel gevormd na een nieuw contact met dít antigeen. Dit noemt men de secundaire reactie. Je wordt door het tempo van antistofproductie niet ziek, je bent immuun.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Vaccineren
Kunstmatig immuun maken gebeurt door een eiwit van de ziekteverwekker in te spuiten, waardoor antistoffen gevormd worden of een verzwakte ziekteverwekker wordt ingespoten.
Ook hier moet het immuunsysteem zelf antistoffen en geheugencellen gaan vormen: actieve immunisatie.
Spuit je antistoffen in, dan heet dat passieve immunisatie.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Hoe kom je aan antistoffen (immunoglobuline)?
actief: je witte bloedcellen maken zelf antistoffen aan door vaccinatie of door gewoon ziek worden.

passief: je krijgt de antistoffen van een ander
moeder: placenta/moedermelk
proefdier: antiserum

Slide 6 - Tekstslide

Inhoeverre heb je het onderstaande lesdoel behaald?
- Je kunt de werking van de interne specifieke afweer beschrijving.
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

Aan de slag!
  • Lezen paragraaf 6.2 helemaal
  • Bekijk BiNaS 84I
  • Paragraaf 6.2: opdracht 8, 9, 10

Slide 8 - Tekstslide

bloedtransfusie met "verkeerde" bloedgroep
Antistoffen breken de rode bloedcellen af en bloed gaat klonteren.

Slide 9 - Tekstslide

bloedgroepen     A     AB    B   nul
Op de celmembraan van de rode bloedcel zitten antigenen.

Slide 10 - Tekstslide

antigenenop rode bloedcel
geen

Slide 11 - Tekstslide

+ (gaat goed) of - (gaat fout)

Slide 12 - Tekstslide

+ (gaat goed) of - (gaat fout)
   +              -            -           +
   -              +            -           +

  +              +             +           +
    -             -              -           +

Slide 13 - Tekstslide

Naast A, AB, B en nul is er ook nog de rhesusfactor + of -
De antistoffen tegen Rhesus zitten normaal niet al in je bloed.
Pas na contact met Rhesus + ga je antistoffen maken

Slide 14 - Tekstslide

                            Rhesus baby
Rhesus antistoffen kunnen door de placenta
AB antistoffen niet

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide