230404 Rijvaardigheid palliatieve zorg top 100

04-04-23 
Rijvaardigheid 
palliatieve zorg 
top 100
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSPMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

04-04-23 
Rijvaardigheid 
palliatieve zorg 
top 100

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraag heb je nog over labwaarden?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen 
De kennis over de meest gebruikte gnm wordt opgehaald.
Je hebt kennis over de invloed van gnm op de rijvaardigheid. 
Je weet wat palliatieve zorg is, welke medicatie daarbij gebruikt kan worden en wat de rol van de apotheek is. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Top 100 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rijvaardigheid 
4 op 10 Nederlanders gebruikt medicijnen waardoor je minder goed kunt rijden. Dat kan ongelukken veroorzaken.
Jaarlijks in Nederland naar schatting tussen de 33 en 66 dodelijke ongelukken zijn door medicijngebruik in het verkeer. 
Bij deze ongelukken hadden de bestuurders bijvoorbeeld last van:
  • trager reageren
  • moeite met concentratie
  • wazig zien
  • duizeligheid

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wetgeving
In de Wegenverkeerswet (artikel 8.1) staat dit als volgt beschreven:
  

'Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen of tot behoorlijk te begeleiden in staat moet worden geacht'.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke voertuigen worden er bedoeld?

Slide 8 - Woordweb

Met een voertuig bedoelt de wet: een fiets, bromfiets, gehandicaptenvoertuig, motorvoertuig, tram of wagen (RVV 1990). Deze regels gelden voor de openbare weg. Voor het rijden met een scootmobiel op de stoep gelden de regels bijvoorbeeld niet.

Info voor patienten 
Patienten kunnen op drie manieren zien of een medicijn gevaar kan opleveren bij rijden:

  •  op het etiket.
  • een gele sticker of afbeelding met waarschuwing op de verpakking.
  •  in de bijsluiter.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met welke aandoening mag je niet vanzelfsprekend autorijden?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Autisme
Beroerte
Dementie
Depressie of bipolaire stoornis
Diabetes
Epilepsie
Hartaandoening


Lichamelijke beperking
Oogaandoeningen
Parkinson
Slaapstoornis

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 1:
Wat doet de apotheek aan voorlichting bij beïnvloeding van de rijvaardigheid? Vind je dit voldoende?

Slide 13 - Open vraag

Gele sticker en voorlichting bij eerste uitgifte 
Vraag 2:
Op welke geneesmiddelen heb jij een gele sticker/ waarschuwing op het etiket gezien?

Slide 14 - Woordweb

ADHD-middelen
Alzheimer-middelen
Anti-epileptica
Antidepressiva en lithium
Antihistaminica
Antihypertensiva
Antipsychotica
Benzodiazepinen
Hoestmiddelen
Hoofdpijnmiddelen
Incontinentie-middelen
Middelen bij kanker
Ontwenningsmiddelen
Opioïden
Overig
Parkinsonmiddelen
Maagdarmmiddelen
Antischimmel-middelen

Vraag 3:
Welke verschijnselen kun je nu al bedenken die de rijvaardigheid negatief kunnen beïnvloeden?

Slide 15 - Woordweb

Trager reageren
Moeite met concentratie
Wazig zien
Duizeligheid

Vraag 4:
Welke categoriën ken je voor de indeling voor geneesmiddelen ten aanzien van rijveiligheid?

Slide 16 - Open vraag

Categorie 0
Geneesmiddelen uit categorie 0 hebben geen invloed op de rijvaardigheid. Bij twijfel vraag het je apotheker.
Categorie I
Geneesmiddelen uit categorie I hebben weinig invloed op de rijvaardigheid. De invloed op de verkeersveiligheid kun je vergelijken met een alcoholpromillage van minder dan 0,5 g/l (minder dan 0,5‰).
Categorie II
Geneesmiddelen uit categorie II hebben een licht tot matig negatieve invloed op de rijvaardigheid. De invloed op de verkeersveiligheid kun je vergelijken met een alcoholpromillage in het bloed van 0,5 tot 0,8 g/l (0,5–0,8‰).
Categorie III
Geneesmiddelen uit categorie III hebben een ernstige of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid. De invloed op de verkeersveiligheid kun je vergelijken met een alcoholpromillage in het bloed van meer dan 0,8 g/l (meer dan 0,8‰).

Vraag 5:
Wat werd er in Nederland gedaan om de gevaren van geneesmiddelen in het verkeer onder de aandacht te brengen?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 6:
Door welke instantie wordt rijvaardigheid vastgesteld?
A
Lareb
B
CBG
C
GIC
D
NHG

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 7:
Welke patiëntgroep is het meest kwetsbaar en waarom?
A
Jongeren
B
Ouderen
C
zwangeren
D
allen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pauze
Pauze 
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij palliatieve vraag

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Maak de opdracht 
Palliatieve zorg 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 1:
Wat is volgens de WHO palliatieve zorg?

Slide 24 - Open vraag

Een benadering die de kwaliteit van het leven verbetert van patiënten en hun naasten die te maken hebben met een levensbedreigende aandoening, door het voorkomen en verlichten van lijden, door middel van vroegtijdig signalering en zorgvuldige beoordeling en behandeling van pijn en andere problemen van lichamelijke, psychosociale en spirituele aard. (WHO 2002; boek omgaan met diversiteiten https://mijn.bsl.nl/palliatieve-en-terminale-zorg/12190674?searchResult=1.palliatieve%20terminale&searchBackButton=true&fulltextView=true#Sec1 )

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 2:
Kun je ook in je eigen woorden omschrijven wat palliatieve zorg is?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Aan welke ziektebeelden denk je bij palliatieve

Slide 28 - Woordweb

Kanker, hartfalen, MS, COPD, ALS 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 4:
Beschrijf wat er bedoelt wordt met curatieve zorg?

Slide 30 - Open vraag

gericht op het genezen van een ziekte

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 5:
Geef aan met behulp van voorbeelden wat het verschil is tussen palliatieve zorg ziektegericht en palliatieve zorg symptoomgericht?

Slide 32 - Tekstslide

ziektegericht is het onderdrukken van de ziekte door bijv chemo of bestraling waarbij het doel is om de ziekte verdraagbaar te maken
symptoomgericht is met name op de symptomen als pijn dmv opioiden enz

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 6: Bedenk bij al deze voorkomende klachten wat er eventueel voor gegeven kan worden.

● vermoeidheid
● misselijkheid en braken
● pijn
● benauwdheid
● slaapproblemen
● obstipatie
● jeuk
● hik
 ● ileus (de darmen werken niet meer door een afsluiting of doordat er geen peristaltiek is)
 ● decubitus (drukplekken, doorligwonden)
 ● verwardheid, onrust, delier
● depressie
 ● reutelende ademhaling.
 

Slide 35 - Tekstslide

● vermoeidheid; methylfenidaat, dexametason
● misselijkheid en braken; metoclopramide, domperidon serotinine-antagonisten vb ondansteron; dexametason (oa bij zwelling hersenen)
● pijn; opioiden, maar ook paracetamol
● benauwdheid; morfine (lage dosis), dexametason, zuurstof
● slaapproblemen; slaapmiddelen bv temazepam
● obstipatie; laxans; macrogol, lactulose,
● jeuk;
○ lokaal:indifferente zalf evt met ureum of levomenthol; cortico creme evt behandelen infectie
○ syst: antihistaminica, cortico, SSRI, opioid-antagonist bij jeuk door opioid in lage dosis wel effect op jeuk niet op effect op analgesie
● hik;haloperidol, baclofen
● ileus (de darmen werken niet meer door een afsluiting of doordat er geen peristaltiek is); evt operatie/ stent, laxans rectaal (fosfaatklysma), anti-emetica
● decubitus (drukplekken, doorligwonden); voorkomen door draaien, veel eiwitten, huidbarriere creme, wondverband
● verwardheid, onrust, delier; haloperidol, clozapine, olanzapine
● depressie; SSRI
● reutelende ademhaling; atropine, scopolaminebutyl

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 7:
Geef aan wat je een patiënt zou vertellen als ze aangeven dat ze bang zijn om verslaafd te raken aan de morfine.

Slide 37 - Open vraag

Er is meestal weinig verslaving als het voor de juiste indicatie wordt gebruikt. Er is wel sprake van gewenning, maar het is geen probleem om de dosering te verhogen. Daarnaast moet een opioid afgebouwd worden bij staken, maar aangezien het in de palliatieve fase wordt gebruikt is dit niet van toepassing.  

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 8:
Wat kan er, naast het ophogen van de dosering, nog meer gedaan worden als een opiaat niet meer voldoende werkt?

Slide 39 - Open vraag

opioidrotatie 
Vraag 9:
Wat maakt palliatieve zorg zo lastig?
Vraag 10:
Is ze ook palliatief? En zo ja, in welke fase zit ze dan als je naar de afbeelding uit het boek.
Vraag 11:
Van welke klachten had de mevrouw last?
Vraag 12:
Hoe wordt omgegaan met chronische medicatie in de palliatieve fase?


Slide 40 - Tekstslide

Ja ze zit in de palliatieve fase ziektegericht.  
Vraag 13;
Leg uit wat er met palliatieve sedatie wordt bedoeld en welke medicijnen daarbij worden gebruikt.

Slide 41 - Open vraag

Verlagen van het bewustzijn om ernstige symptomen te bestrijden die niet op een andere manier te bestrijden zijn bij een levensverwachting van max 2 weken. Het toedienen van vocht en (sonde)voeding wordt gestaakt, maar pijnmedicatie gaat door. Medicatie wordt gesaneerd. Sedatie vindt plaats met midazolam evt met levomepromazine (bij langdurig benzo of alcohol gebruik)

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 14:
Wat is de rol van de apotheek bij euthanasie?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zou jij er een probleem mee hebben om mee te werken aan een euthanasieverzoek?
Ik zou daar niet betrokken bij willen zijn
Ik zou daar wel aan meewerken
Ik wil er niets van weten
Ik vind het moeilijk om daar een mening over te vormen

Slide 46 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Heb je het lesdoel behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll

Deze slide heeft geen instructies