25-01-22 Bijwerkingen in de medicatiebewaking

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma & Lesdoelen
- Vragen van jullie 
- Terugblik IA's (hfst. 5) en CI's (hfst 6)
- Uitleg bijwerkingen (hfst 7) 
- Lesevaluatie


Lesdoelen:
- Ik herken het verschil tussen een  relatieve en absolute contra-indicaties
- Ik weet wat bijwerkingen zijn en op welke manier ze kunnen ontstaan
- Ik weet welke patiëntengroepen grotere kans hebben op bijwerkingen
- Ik weet wat een DNA paspoort is


     



Slide 2 - Tekstslide

Nog vragen over de lesstof? 
Heb je hfst 5 interacties begrepen?
Op een recept staat een gnm tegen astma voorgeschreven. Bij het invoeren in het AIS krijg je een melding met de vraag of het gnm voor astma wordt gebruikt.
Wat is dit voor soort melding ?
A
een bijwerking
B
een afgeleiden contra indicatie
C
een contra indicatie
D
een interactie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afgeleide contra-indicaties 
De melding in het AIS wordt alleen weergegeven wanneer de CI bekend is van de patiënt. Een arts of patiënt dient dit te melden.

Afgeleide contra-indicatie:  afgeleid uit het gebruik van gnm.  

Bijv. bij aanschrijven van het gnm colchine           CI jicht. 

Belangrijk bij elke melding van een CI in het AIS controleren of deze melding komt van een afgeleide CI of een gemelde CI. 
Kan ook navragen bij arts/patiënt. 

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer AIS gekoppeld aan systeem huisarts worden de CI melding gekoppeld. 
In de Z-index zijn een aantal ziektebeelden als CI aangegeven bij het gebruik van bepaalde gnm. 
Inhalatiemiddel > astma , COPD
Wel kritisch naar blijven kijken, middel kan ook gebruikt zijn ernstige luchtweginfectie.
Een relatieve contra indicatie kun je afleveren met een bepaalde gebruiksinstructie.
A
Ja, dat kan mits je de patiënt goed instrueert
B
Nee, want de gezondheid van de patiënt is in gevaar
C
Nee, maar ik kan niet uitleggen waarom.
D
Ik weet niet wat een relatieve contra indicatie is.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Contra-indicaties 
  • Absolute contra-indicatie              het gnm mag onder geen enkele voorwaarden gebruikt worden door de patiënt. 

  • Relatieve contra-indicatie             het gnm mag onder bepaalde voorwaarden gebruikt worden door de patiënt.  

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld dosering aangepast. 
CI afhandelen volgens werkinstructie van de apotheek. Ook terug te vinden in het kwaliteitssysteem van de apotheek. 

Slide 7 - Link

Relatieve CI als er geen INTOLERANTIE BEKEND is. 
Absolute CI BIJ BEKENDE INTOLERANTIE:
Aandoeningen als contra-indicaties 
- Aangeboren stofwisselingsziekten als G6PD-deficientie, porfyrie, coeliakie
- Astma (benauwdheidsklachten)
- COPD (benauwdheidsklachten)
- Diabetes mellitus (suikerziekte)
- glaucoom (oogziekte)
- hart- en vaatziekten (hartfalen, angina pectoris, hoge bloeddruk) 
- jicht
- lever- en nierfunctiestoornissen
- neurologische aandoeningen (bijv. ziekte van Parkinson, epilepsie)
- prostaathyperplasie
- psoriasis
- ulcus pepticum (maagzweer)
- zwangerschap en borstvoeding

Maar ook overgevoeligheid en intoleranties!

Slide 8 - Tekstslide

G6PD-deficiëntie= glucose-6-fosfaat-dehydrogenasedeficiëntie  
- Coeliakie is een overgevoeligheid voor het eiwitgluten. Coeliakie geeft vooral darmklachten, zoals buikpijn en diarree.
- Acute porfyrieën zijn zeldzame erfelijke stofwisselingsziekten die kunnen leiden tot acute aanvallen van buikpijn, soms met pijn in de rug en bovenbenen. Acute aanvallen kunnen leiden tot epileptische toevallen en spierzwakte, en in mindere mate ernstige verlammingsverschijnselen.  Bij acute porfyrieën is er sprake van een ophoping van stoffen die gebruikt worden in de aanmaak van porfyrinen en heem, voornamelijk in de lever. 
- Sinds 1 februari 2015 is de contra-indicatie astma en COPD gesplitst.
1. Zoek uit wat het verschil tussen intolerantie en overgevoeligheid is ?

2. Geef van beide een voorbeeld

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Overgevoeligheid of intolerantie ?
  • Overgevoeligheid = allergie             reactie van het immuunsysteem. Reactie is aantoonbaar dmv antistoffen
    Dit is een absolute CI

  • Intolerantie            immuunsysteem speelt geen of onbelangrijke rol. Kan ontstaan door tekort aan enzym. 
   Bijvoorbeeld: lactose-intolerantie

Belangrijk dus om bij klachten goed door te vragen. 

Slide 10 - Tekstslide

Lactose-intoleratie: iemand maakt weinig lactase aan (een enzym dat voor de vertering van melksuiker zorgt) en wordt niet alle lactose in het lichaam verteerd. Dit geeft klachten als winderigheid, diarree en buikpijn. Een intolerantie kan ook ontstaan door stoffen die al in de voeding aanwezig zijn. De voedingsmiddelen die intolerantieklachten veroorzaken, worden geen allergenen maar ‘triggers’ genoemd.
Slecht verdragen, kan bijwerking zijn.

Voorbeelden van overgevoeligheid of intolerantie:
  • penicillineallergie
  • overgevoeligheid voor NSAID’s (inclusief salicylaten)
  • contactallergie voor bijvoorbeeld bestanddelen van zalven en crèmes

Let op voor kruisovergevoeligheid = overgevoelig voor gnm uit dezelfde chemische groep of een aanverwante chemische groep.

Slide 11 - Tekstslide

Bij overgevoeligheid voor geneesmiddelen komt het regelmatig voor dat iemand ook overgevoelig is voor geneesmiddelen uit dezelfde chemische groep of een aanverwante chemische groep. Dit wordt kruisovergevoeligheid genoemd. Een voorbeeld is overgevoeligheid voor penicillines. Als iemand een overgevoeligheidsreactie heeft gehad op amoxicilline, is hij meestal ook overgevoelig voor flucloxacilline of feneticilline. Het apotheeksysteem geeft dan ook een melding bij alle andere geneesmiddelen uit dezelfde groep.
Lactose-intolerantie
Lactose-intolerantie levert problemen op bij inname > dan 6 g/dag 

Tabletten zijn vaak niet zwaarder dan 500 mg en daarvan is slechts een deel de hulpstof lactose. Het is dus niet direct nodig om hier medicatiebewaking op toe te passen. 

Slide 12 - Tekstslide

Het komt voor dat mensen melksuiker of lactose niet of slecht verdragen. Door het ontbreken van een enzym wordt de lactose in melkproducten niet afgebroken in de darmen door het lichaam zelf, maar door bacteriën. Een gevolg van deze afbraak zijn klachten als diarree, winderigheid en een opgeblazen gevoel. 
Belangrijke CI: Rijvaardigheid 
Cat I geen of weinig negatieve invloed; <0,5 promille alcohol
Cat II Licht tot matig negatieve invloed; 0,5 -0,8 promille
Cat III Ernstige of potentieel gevaarlijke invloed >0,8 promille

Slide 13 - Tekstslide

Als gevolg van een bijwerking van een gnm kan de rijvaardigheid ook een reden zijn om een gnm niet te gebruiken. 

Bijwerkingen
Steeds de afweging maken tussen het medicijn en de gezondheid van de patiënt.  

Slide 14 - Tekstslide

Hfst 7
Bijwerkingen
Niet-bedoelde werking van een geneesmiddel

Kan zo hinderlijk of schadelijk zijn dat therapie gestopt moet worden

Melden bij Lareb

Slide 15 - Tekstslide

Lareb =Landelijk centrum registratie bijwerkingen.
Gnm willen helaas niet op één orgaan.
Naarmate een gnm langer op de markt is worden er meer bijwerkingen bekend. 
Patiënten met een verhoogd risico op bijwerkingen
  • Neonaten en zeer jonge kinderen, bij wie het vermogen om geneesmiddelen af te breken of om te zetten nog onvoldoende is ontwikkeld.
 
  • Kinderen in het algemeen, omdat ze soms buitengewoon gevoelig zijn voor bepaalde geneesmiddelen.

  • Zwangere vrouwen, in verband met de schadelijke werking van het geneesmiddel op het ongeboren kind.

  • Oudere mensen, die vaak een verminderde lever- en nierfunctie hebben, waardoor geneesmiddelen anders en vaak trager worden omgezet.



Slide 16 - Tekstslide

Er zijn bepaalde bevolkingsgroepen bij wie de kans op bijwerkingen groter is dan normaal.  
neonaat: tot 28 dagen;
zuigeling: 28 dagen tot 2 jaar;
kind: 2 tot 12 jaar;
adolescent: 12 tot 18 jaar.
Oorzaken bijwerkingen
1. Komt voor uit werking
   - Geneesmiddel nooit specifiek op 1 orgaan
   - Vaak dosisafhankelijk
2. Allergische reactie
    - Niet dosisafhankelijk
    - Uitslag, koorts, benauwdheid, bloedafwijkingen
3. Patiëntgebonden
   - Stofwisselingsziekte
    - Leeftijd


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaststellen bijwerkingen
- Logische tijdsrelatie
- Logische verklaring voor optreden bijwerking
- Dechallenge: stopt de bijwerking bij stoppen middel
- Rechallenge: komt de bijwerking terug bij herstart middel



Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fasen geneesmiddelenonderzoek
Fase I
In fase I-onderzoek wordt met kleine doseringen vooral gekeken naar de veiligheid van het geneesmiddel, hoe de opname verloopt en hoe het lichaam het middel verwerkt. Het functioneren van lichaamsfuncties wordt, evenals de optredende bijwerkingen, nauwkeurig geregistreerd. Bij de studies in deze fase zijn kleine groepen gezonde vrijwilligers betrokken.
Fase II
In deze fase wordt het geneesmiddel getest op ongeveer 200 tot 300 patiënten. Er wordt vooral gelet op de werkzaamheid en er wordt gezocht naar de optimale dosering van het geneesmiddel.
Fase III
In de derde fase wordt op grote schaal (in meerdere centra wereldwijd) de effectiviteit, verdraagbaarheid en veiligheid van het nieuwe geneesmiddel op grote groepen patiënten onderzocht.
Hierna komt het geneesmiddel op de markt, de registratie is akkoord.
Fase IV
Het onderzoek naar de werkzaamheid en veiligheid van het nieuwe geneesmiddel gaat door. In deze fase worden de gegevens van tienduizenden (nieuwe) patiënten verzameld.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken van de opdracht 
Afkortingen en recepteisen

Pak je antwoorden erbij. 
Zelf aan de slag met Farmalect

Lees goed de tekst tussendoor, want dat is kennis die je dient te leren. 
Schrijf je vragen op als je dingen tegenkomt die je niet begrijpt. 
Schijf feiten op die handig zijn om te leren.

Slide 20 - Tekstslide

Ga je kennis testen mbv Farmalect module Medicatieveiligheid

Genetisch profiel = DNA paspoort
Individueel verschillend, niet alleen aan de buitenkant

Een genetisch profiel vertelt of een gnm
snel of langzaam wordt afgebroken.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

https://www.medlon.nl/professional/DNA-diagnostiek/Farmacogenetica%20aanvragen/

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Effect van DNA op CYP-enzymen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraag/vragen heb jij nog over de behandelde lesstof?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies