Formuleren: congruentie

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie Grammatica §11 Bedrijvende en lijdende vorm
  • Zelfstandig werken
  • Huiswerk 
  • Reflectie

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... weet je wat de begrippen bedrijvende en lijdende vorm betekenen.
  • .. kun je fouten met de bedrijvende en lijdende vorm herkennen en verbeteren.
                                                                    Maar eerst... even herhalen!



Slide 3 - Tekstslide

Kloppen de volgende zinnen?
Kloppen de volgende zinnen? Leg je antwoord uit..

A. Starend naar de hemel reed de bus hem bijna aan.
 
B.  Het noorderlicht is het mooiste dat ik ooit heb gezien.




Slide 4 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Liever zelf aan de slag?
Lees de theorie van cursus 5,  par. 11, opdr. 1 t/m 4, 7B & 8B.

Tijdens de instructie ben je stil.

Ben je klaar?
1. Lezen in je leesboek.
2. Verder werken volgens planner.

Slide 5 - Tekstslide

Bedrijvende & lijdende vorm
  • Zinnen kunnen in de bedrijvende of in de lijdende vorm staan.
  • Een zin staat in de bedrijvende vorm als het onderwerp iets doet (OW = ACTIEF).
  • Een zin staat in de lijdende vorm als er iets met het onderwerp wordt gedaan (OW = PASSIEF).
VOORBEELDEN!

Slide 6 - Tekstslide

Bedrijvende vorm
Jara| laat | de hond | uit
  • Jara is het onderwerp
  • Jara doet iets in deze zin: ze laat de hond uit


Slide 7 - Tekstslide

Lijdende vorm
De hond | wordt | door Jara |uitgelaten

  • De hond is het onderwerp
  • De hond doet niets in deze zin: hij wordt uitgelaten

Slide 8 - Tekstslide

Bedrijvend of lijdend?
  1. Zoek het gezegde in de zin.
  2. Zoek het onderwerp in de zin.
  3. Doet het onderwerp wat in het  gezegde staat?
  4. JA --> Bedrijvend
  5. NEE --> Lijdend

Slide 9 - Tekstslide

Het omzetten van de lijdende zin naar de
bedrijvende zin
 
De hond|wordt|door Jara |uitgelaten   <--> Jara | laat |de hond |uit 
De hond | is| door Jara |uitgelaten         <--> Jara | heeft| de hond  |uitgelaten


  • De door-bepaling wordt het nieuwe onderwerp
  • Het woordje door verdwijnt.
  • Het onderwerp wordt het lijdend voorwerp. 
  • Onvoltooide tijd: werkwoord worden verdwijnt. Voltooid deelwoord wordt de persoonsvorm.
  • Voltooide tijd: hulpwerkwoord hebben of zijn + voltooid deelwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Het omzetten van de bedrijvende zin naar de 
lijdende vorm
       Bedrijvend                                                                       Lijdend
Jara|laat |de hond |uit.                       <-->   De hond|wordt|door Jara |uitgelaten. 
Jara| heeft | de hond| uitgelaten.  <-->   De hond| is | door Jara| uitgelaten.



  • Zoek het lijdend voorwerp 
  • Het lijdend voorwerp wordt het nieuwe onderwerp
  • Na het onderwerp volgt het werkwoord worden (onvoltooide tijd) of zijn (voltooide tijd)
  • door-bepaling + het oude onderwerp
  • Maak de rest van de zin af.

Slide 11 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Maak Cursus 5, par. 11, opdr. 1 t/m 4, 7B & 8B.

Extra hulp nodig? Kom naar me toe.

Ben je klaar?
1. Lezen in je leesboek.
2. Verder werken volgens planner.

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen: behaald?
- Kun je voor jouw gevoel een bedrijvende en lijdende zin van elkaar onderscheiden?

- Weet je hoe je de zinnen kunt omzetten?

Slide 13 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Liever zelf aan de slag?
Lees de theorie van cursus 6,  par. 5,  opdr. 8A.

Tijdens de instructie ben je stil.

Ben je klaar?
1. Lezen in je leesboek.
2. Verder werken volgens planner.

Slide 14 - Tekstslide

Incongruentie
In zinnen komt de persoonsvorm in persoon en getal overeen met het onderwerp.

Wanneer dat niet zo is, is er sprake van incongruentie.

Slide 15 - Tekstslide

Congruentie: regel 1
Bij woordgroepen met een enkelvoudige kern + meervoudige nabepaling --> kijk naar de kern voor de pv.

De groep (kern: ev) betogers (nabepaling: mv) wandelde naar het Malieveld.


Slide 16 - Tekstslide

Congruentie: regel 2
Als het onderwerp een verzamelnaam is die uit meerdere personen bestaat --> pv = ev.

De jeugd is momenteel een interessante doelgroep voor adverteerders.


Slide 17 - Tekstslide

Congruentie: regel 3
In de bijvoeglijke bijzin na de constructie 'een van de + meervoudig woord + die..'  --> pv = mv

Een van de wielrensters die volgens specialisten een kans hebben om deze klassieker te winnen, is Elisa Borghini.


Slide 18 - Tekstslide

Congruentie: regel 4
Bij meervoudige titels van boeken, titels etc. --> pv = ev

'De Hongerspelen' is een bijzonder meeslepende jeugdroman.


Slide 19 - Tekstslide

Congruentie: regel 5
Na een rekeneenheid, zoals meter, liter, dozijn, kilo, euro etc. --> pv = ev

Twee kilo kaas kost tegenwoordig meer dan twintig euro.


Slide 20 - Tekstslide

Incongruentie
Het onderwerp is meervoud, maar wordt voor enkelvoud aangezien:
– * De media schrijft veel onzin over deze bekende Nederlander.

Het onderwerp (ow) lijkt meervoud, maar is enkelvoud, omdat de kern enkelvoud is:
– * Uit de enquête bleek dat de meerderheid (kern v.h. ow; enkelvoud) van de leerlingen (meervoud) tegen frisdrankautomaten waren (meervoud).



.

Slide 21 - Tekstslide

Als je kijkt naar het Normaal Amsterdams Peil (NAP) ligt 22% van Nederland onder water.
A
Fout
B
Goed

Slide 22 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Maak Cursus 6,  par. 3,  opdr. 1 t/m 4.
Opdr. 4 < 65% = opdr. 7B
Opdr. 3 > 65% = opdr. 8B

Ben je klaar?.
1. Lezen in je leesboek.
2. Verder werken volgens planner.

Slide 23 - Tekstslide