2.3 eiwitsynthese

LEERDOELEN
2.3
* je kent de bouw en functie van RNA
* je kunt beschrijven hoe eiwitsynthese plaatsvindt



1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

LEERDOELEN
2.3
* je kent de bouw en functie van RNA
* je kunt beschrijven hoe eiwitsynthese plaatsvindt



Slide 1 - Tekstslide

Maak een conceptmap:
DNA, chromosoom, chromatide, Nucleotide, Stikstofbase, Deoxyribose, Fosfaatgroep, Adenine, Cytosine, Guanine, Thymine, Basenpaar
timer
5:00

Slide 2 - Open vraag

Noem drie verschillen tussen
DNA en RNA.

Slide 3 - Open vraag

RNA
de(s)oxyribose vs ribose

Slide 4 - Tekstslide

Samen lezen
blz. 88 en 89

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf op:
TRANSCRIPTIE = 
*noteer waar en wat er gebeurt*
TRANSLATIE = 
*noteer waar en wat er gebeurt*

Slide 6 - Tekstslide

Samen lezen
blz. 90

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn de DNA-nucleotiden die afgelezen zijn om dit codon te schrijven?

Slide 8 - Tekstslide

de DNA-nucleotiden die afgelezen zijn om dit codon te schrijven zijn ATG

Slide 9 - Tekstslide

Samen lezen
blz. 91

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

codon
codon
codon
codon
codon
codon
codon
codon
codon
RNA-polymerase maakt een RNA-streng: vanaf de 'mal' of 'matrijsstreng' vormt het een kopie van het coderende stuk DNA. 
Welke aminozuren coderen voor deze codons? 
Waar kan je dat vinden?
vormen samen een polypeptide (oftewel een eiwit, in dit geval het hormoon oestrogeen)
De daadwerkelijke informatie staat op de coderende streng. Die lijkt dus precies op het m-RNA, behalve dat de T een U is!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Codons
  • Startcodon: AUG, methionine (met)
  • Stopcodons: UAA, UAG, UGA

Slide 15 - Tekstslide

Prionen
Ziektes veroorzaakt door abnormaal gevouwen eiwitten 
(= prionen)
De prionen kunnen andere eiwitten van vorm laten veranderen

gekke koeienziekte en Creutzfeldt-Jakob zijn dodelijke hersenziekten

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het verband tussen eiwitsynthese (transcriptie en translatie) en de stofwisseling (basisstof 1)?

Slide 17 - Open vraag

Langs één van de nucleotideketens van een DNA-molecuul wordt een RNA-molecuul gevormd. Deze DNA-keten heeft de nucleotidesequentie CGGATACGGTTA.
Wat is de sequentie van nucleotiden in het RNA-molecuul dat hierlangs wordt gesynthetiseerd?

Slide 18 - Open vraag

In de afbeelding worden gelijktijdig meerdere RNA-moleculen gevormd.
In welke richting wordt het DNA afgelezen: in de richting van A of in de richting van B? Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Open vraag

Voor welk aminozuur bevat het codon ACG de code?
A
serine
B
cysteïne
C
tryptofaan
D
threonine

Slide 20 - Quizvraag

Welk van de onderstaande codons is geen stopcodon?
A
UAA
B
UGA
C
UAG
D
UAU

Slide 21 - Quizvraag

to do!
2.1 t/m 2.3 opdrachten maken
begrippenlijst maken





Slide 22 - Tekstslide

Eiwitsynthese
Eiwitsynthese = het maken van eiwitten.
Hiervoor zijn meerdere soorten moleculen nodig:
- DNA code
- mRNA
- losse aminozuren
- ribosomen

Slide 23 - Tekstslide

mRNA
Enkelstrengs stukje RNA wat als boodschapper (=messenger) de celkern kan verlaten. 

De volgorde van de letters (C/G/A/U) wordt bepaald door de volgorde van de letters op het DNA:
als DNA ACTG
dan RNA: UGAC

Slide 24 - Tekstslide

mRNA naar eiwit
mRNA wordt vertaald naar eiwit:
- Je gaat eerst op zoek naar het startsignaal AUG
- Vanaf daar deel je de lettercode in groepjes van 3 (=codon). 
- Je vertaalt steeds een groepje van drie letters naar een aminozuur (schrijf de drieletterige afkorting of de eenletterige afkorting van het aminozuur op).
- Ga door tot je het stopsignaal tegenkomt --> UAA/ UAG/ UGA

BINAS 71G

Slide 25 - Tekstslide

Pak BINAS: voor welk aminozuur bevat het codon ACG de code?
A
serine
B
cysteïne
C
tryptofaan
D
threonine

Slide 26 - Quizvraag

Goed geoefend met de genetische code?

In het volgende filmpje zie je dat het tempo van de translatie in jouw cellen een stuk hoger ligt...

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Gebruik BINAS:
Het startcodon op het mRNA is:
A
AUU
B
TAC
C
AUC
D
AUG

Slide 29 - Quizvraag

Gebruik BINAS: voor welk aminozuur codeert het startcodon (AUG)?
A
Methionine (Met)
B
Serine (Ser)
C
Glutamine (Gln)
D
Voor geen aminozuur

Slide 30 - Quizvraag

Langs een van de nucleotideketens van een DNA-molecuul wordt een RNA-molecuul gevormd. Deze keten heeft de nucleotidesequentie CGGATACGGTTA.
Wat is de sequentie van nucleotiden in het RNA-molecuul dat hierlangs wordt gesynthetiseerd?

Slide 31 - Open vraag

In de afbeelding worden gelijktijdig meerdere RNA-moleculen gevormd.
In welke richting wordt het DNA afgelezen: in de richting van A of in de richting van B? Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Open vraag

Gebruik BINAS: wat is één van de RNA codes voor het stopcodon? En hoort daar ook een aminozuur bij?
A
UAA, daar hoort methionine bij
B
UAA, daar hoort geen aminozuur bij
C
AUG, daar hoort methionine bij
D
AUG, daar hoort geen aminozuur bij

Slide 33 - Quizvraag

Dit proces stopt bij een stopcodon
F
A
DNA replicatie
B
transcriptie
C
translatie

Slide 34 - Quizvraag

EXTRA OEFENING (voor wie wil)


Welke aminozuren worden gecodeerd door dit stuk RNA?

RNA:
AUGACGGCCCAGAGGAUAA


Slide 35 - Tekstslide

Welke aminozuren worden gecodeerd door dit stuk DNA?
DNA:
TACAACGGACCAGATTTTATT
1) Noteer de code van het mRNA
2) Zoek op in het schema van de genetische code op welke aminozuren worden ingebouwd in het eiwit?

Slide 36 - Tekstslide

Welke aminozuren worden gecodeerd door dit stuk DNA?
DNA:
TAC-AAC-GGA-CCA-GAT-TTT-ATT

code van het mRNA:
AUG-UUG-CCU-GGU-CUA-AAA-UAA

Aminozuren:
Met-Leu-Pro-Gly-Leu-Lys(-Stop)
of:
M - L - P - G - L - K (- stop)


Slide 37 - Tekstslide

Leerdoelen 9.3
  • Je kunt beschrijven hoe eiwitsynthese plaatsvindt.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video