Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
2ha: week 24 les oefenen cursus 7, cursus 5 woordsoorten en beeldspraak V2
week 24 les 4- 2htvtb
timer
10:00
10 minuten stillezen
Leren voor de toets en/of
oefentoets
1 / 26
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
26 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
week 24 les 4- 2htvtb
timer
10:00
10 minuten stillezen
Leren voor de toets en/of
oefentoets
Slide 1 - Tekstslide
Stof voor de toets
NN Spelling H1-8
NN Grammatica woordsoorten H2, 4, 6, 10, 14
NN Taal H5
VWO ook Taal H4
Slide 2 - Tekstslide
Oefentoets
Slide 3 - Tekstslide
Bij het woord enquete gebruik je:
A
een accent grave/streepje naar links
B
geen accent
C
een accent circonflexe/dakje
D
een accent aigu/streepje naar rechts
Slide 4 - Quizvraag
Bij het woord cafe gebruik je:
A
een accent grave/streepje naar links
B
geen accent
C
een accent circonflexe/dakje
D
een accent aigu/streepje naar rechts
Slide 5 - Quizvraag
Waar is het weglatingstreepje op de juiste manier gebruikt?
jonge en oude mensen
meisjesbroeken en meisjestruien
A
jonge en oude mensen meisjesbroeken en meisjestruien
B
jonge- en oude mensen meisjesbroeken en meisjestruien
C
jonge en oude mensen meisjesbroeken en - truien
D
jonge- en oude mensen meisjesbroeken en - truien
Slide 6 - Quizvraag
Moet dit woord wel of niet aan elkaar geschreven worden?
vijf honderd duizend
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quizvraag
Moet dit woord wel of niet aan elkaar geschreven worden?
koffie zetten
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quizvraag
Moet dit woord wel of niet aan elkaar geschreven worden?
er onder langs
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quizvraag
1. Welke bewering is juist? (R)
A
Als het gezegde van een zin uit meer werkwoorden bestaat, dan is de persoonsvorm altijd een zelfstandig werkwoord.
B
Een zin kan meerdere hulpwerkwoorden bevatten.
C
Er kunnen meerdere koppelwerkwoorden in een zin staan.
Slide 10 - Quizvraag
Benoem het onderstaande ww van de volgende zin: (T1)
2. Wil je aan je moeder vragen in welk restaurant zij een tafel gereserveerd heeft?
-wil-
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord
Slide 11 - Quizvraag
Benoem het onderstaande ww van de volgende zin: (T1)
2. Wil je aan je moeder vragen in welk restaurant zij een tafel gereserveerd heeft?
-gereserveerd-
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord
Slide 12 - Quizvraag
Noteer alle hulpwerkwoorden. Staat er geen hulpwerkwoord in de zin? Zet dan een streepje. (T1)
1. De buren zullen toch niet de hele nacht blijven feestvieren?
A
zullen
B
blijven
C
feestvieren
D
-
Slide 13 - Quizvraag
Noteer alle koppelwerkwoorden. Staat er geen koppelwerkwoord in de zin? Zet dan een streepje. (T1)
5. Toen de IJslandse geiser Geysir nog actief was, kon zijn water tot een hoogte van 70 meter spuiten.
A
was
B
kon
C
spuiten
D
-
Slide 14 - Quizvraag
1. Welke bewering is waar? (R)
A
Alle hoofdtelwoorden kun je vervangen door cijfers.
B
Een bepaald hoofdtelwoord geeft een onduidelijk aantal aan.
C
Telwoorden geven een hoeveelheid of een volgorde aan.
Slide 15 - Quizvraag
2. Welke bewering is waar? (R)
A
Een bepaald hoofdtelwoord geeft een duidelijk aantal aan.
B
Rangtelwoorden kun je soms vervangen door cijfers.
C
Telwoorden geven altijd een hoeveelheid aan.
Slide 16 - Quizvraag
3. Welk van de volgende woorden is geen voegwoord? (T1)
A
als
B
bovendien
C
hoewel
D
opdat
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de woordsoort van het woord tussen haakjes?
Volgens de reclame verandert (deze) cocktailsaus elke maaltijd in een feestje.
A
deze = aanw. vnw
B
deze = betr. vnw
C
deze= vr. vnw
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de woordsoort van het woord tussen haakjes?
(Welke) winkel verkoopt net zulke lekkere kersen als onze groenteboer?
A
Welke = aanw. vnw
B
Welke = betr. vnw
C
Welke = vr. vnw
Slide 19 - Quizvraag
Het leukste ... ik heb gedaan
Vul het juiste betr. vnw in.
A
dat
B
wat
C
wie
D
die
Slide 20 - Quizvraag
Het meisje ... heel hard wegrende.
Vul het juiste betr. vnw in.
A
dat
B
wat
C
wie
D
die
Slide 21 - Quizvraag
Johan Cruijff is onder andere bekend geworden, doordat hij soms bijzondere uitspraken deed.
Hier is sprake van een:
A
nevenschikking / nevenschikkend voegwoord
B
onderschikking / onderschikkend voegwoord
Slide 22 - Quizvraag
Jullie houdt van horrorfilms, want ze vindt leuk om te schrikken.
Hier is sprake van een:
A
nevenschikking / nevenschikkend voegwoord
B
onderschikking / onderschikkend voegwoord
Slide 23 - Quizvraag
Het meisje zong als een nachtegaal.
De bovenstaande zin is een voorbeeld van een:
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie
Slide 24 - Quizvraag
Dit slootwater uit de koffieautomaat is toch niet te drinken!
De bovenstaande zin is een voorbeeld van een:
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie
Slide 25 - Quizvraag
Succes met leren!
Slide 26 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
2ha: week 24 les oefenen cursus 7, cursus 5 woordsoorten en beeldspraak
Juni 2024
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Woordsoorten herhaling: werkwoorden en dubbel-op
Februari 2021
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Koppelwerkwoord (zww en hww)
December 2023
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
1.8 Zo was Caesar
September 2023
- Les met
21 slides
Latijn
Secundair onderwijs
1 havo/vwo grammatica
Mei 2020
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
H3 betr.vnw en ww-spelling
September 2019
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H3 Grammatica 15 taalkundig ontleden -afsluiting
December 2024
- Les met
17 slides
Soorten werkwoorden: kww/hww/zww
Oktober 2021
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3